1. Aanleiding
Van een vroegere collega kreeg ik het boek ‘Ik ben de zee die je zoekt’ (2) van Bhagwan Shree Rajneesh (Osho = verlicht meester). Mijn collega wilde graag weten wat ik als christen van het boek zou vinden. Ik heb het boek in grote lijnen doorgenomen voor een algemene indruk, en heb de drie hoofdstukken die mijn collega had aangegeven, geheel gelezen. Ik was wel benieuwd om van denkbeelden van Bhagwan kennis te nemen. Het is overigens een merkwaardige ervaring om iets over mijn Verlosser Jezus Christus en Zijn uitspraken te lezen, dat geschreven is door iemand, die wel veel goeds over Jezus zegt, en ook in zekere zin zegt dat Jezus uniek is, maar Jezus niet ziet als de Verlosser van verloren mensen en dus ook niet van Shree Rajneesh zelf.
Shree Rajneesh (SR) doet hier en daar mooie uitspraken. Het komt in eerste instantie interessant over, en sommige uitspraken zijn zeker het overpeinzen waard, maar bij nadere beschouwing blijken er heel wat onjuistheden te zijn. Immers er zijn ook uitspraken, die halve waarheden zijn, of slechts in een bepaalde context waar zijn. Als die context niet expliciet wordt genoemd, kan de uitspraak zelfs misleidend zijn. Overigens verwerp ik de mens SR daarmee niet, maar heb alleen zijn gedachtegoed eerlijk willen beoordelen.
Ik wil na paragraaf 2 en 3 per hoofdstuk en pagina van het boek van SR op een aantal uitspraken reageren. Daarna zal ik een conclusie trekken.
2. Wie was Bhagwan?
Rajneesh Chandra Mohan (1931-1990) die gedurende de jaren 70 van de twintigste eeuw beter bekend was als Bhagwan Shree Rajneesh en later als Osho, was een goeroe en de stichter en inspirator van een spirituele beweging (de Bhagwan-beweging) in India, de VS, Australië en Europa (1).

Bhagwan Sri Rajneesh
In 1974 (op de 21e verjaardag van zijn verlichtingservaring van 21 maart 1953) vertrok hij vanuit Bombay, waar hij enige jaren leefde, naar Poona, eveneens in India. En toen begon de periode die bij zijn sannyasins (volgelingen, discipelen) bekendstaat als Poona 1, de periode vóór het avontuur in Amerika. Het was in deze periode dat duizenden mensen uit vele westerse landen naar Poona reisden om enige tijd in de ashram (een leefgemeenschap en ontmoetingsplaats voor aanhangers van religieuze stromingen in India) door te brengen. Vooral vanaf 1979 werd het er zo druk dat ruimte buiten de ashram gehuurd moest worden om de vele therapiegroepen te kunnen blijven aanbieden (1).
In maart 1981 hield de leraar op met spreken om begin juni 1981 naar Amerika te vertrekken. SR ging naar de Verenigde Staten om betere medische verzorging te krijgen. Hij leed aan diabetes en ernstige rugproblemen. Ook zou hij willen ontkomen aan een aanklacht wegens belastingontduiking in India. In 1985 werd SR in North Carolina gearresteerd op beschuldiging de Verenigde Staten te willen ontvluchten nadat een federale jury in Portland Oregon op 23 oktober 1985 SR, Sheela (de secretaresse van SR) en zes andere volgelingen in staat van beschuldiging had gesteld ter zake van overtreding van de immigratiewet. Twee dagen later kwam een ‘grand jury’ in Wasco County bovendien met aanklachten tegen Sheela en twee anderen wegens poging tot moord op Swami Devaraj, de lijfarts van SR. Op advies van zijn advocaten verzette SR zich niet tegen de aanklacht (de zogenaamde ‘Alford plea’) en kreeg hij een voorwaardelijke straf op voorwaarde dat hij de VS zou verlaten. Hij keerde daarop terug naar India, waar hij op 19 januari 1990, ruim vier jaar na zijn arrestatie, overleed. Hij was 58 jaar oud. Zijn as wordt bewaard in een meditatiehal in zijn ashram in de Indiase stad Poona (1).
SR is onder meer bekend geworden als bezitter van 93 Rolls-Royces, die hij van zijn volgelingen had gekregen. De eretitel Bhagwan stamt uit het Sanskriet en is voorbehouden aan mensen die tot zogenoemde zelf-realisatie zijn gekomen. Vaak wordt de titel vertaald met Heer. In Maharashtra is het een courante voornaam. Sri betekent in het Sanskriet verhoogde of verlichte. In de zen-traditie is Osho een benaming voor een spirituele meester (1).
3. Bhagwans visie
Volgens SR is ieder menselijk wezen een potentiële Boeddha met de mogelijkheid om verlichting te bereiken. Volgens hem is iedereen in staat om onvoorwaardelijke liefde te ervaren en het leven te beleven in plaats van te overleven. “Voor mij moet de mens niets afwijzen of onderdrukken wat hem gegeven is. Laat je innerlijke bloei op de eerste plaats komen”. In zijn boeken geeft hij aan dat het ego de meeste mensen in de weg zit. Het ego is volgens SR de sociale conditionering en de beperkingen die iemand zichzelf oplegt en die in het verleden zijn verzameld. De mens schept daardoor behoeften die in conflict zijn met zijn werkelijke aard (1).
SR ziet het denken als een overlevingsmechanisme, dat steeds terugkerende patronen schept die in het verleden succesvol waren. Hierdoor leven veel mensen in het verleden, en vergeten ze in het heden te leven. In plaats van het onderdrukken van verlangens, zo vond hij, zouden mensen onvoorwaardelijk zichzelf moeten vertrouwen en accepteren. “Ik aanvaard de mens zoals hij is – totaal, zonder iets af te wijzen. (..) De mens is een zaadje dat kan uitgroeien tot een geweldige boom, dat tot goddelijkheid kan uitgroeien” (1).
Hieronder bespreek ik enkele uitspraken uit een drietal hoofdstukken van het boek ‘Ik ben de zee die je zoekt’ (2) van SR.
4. Hoofdstuk 3. Gelijk Ik u liefgehad heb
Is waanzin de manier om God te leren kennen? (p. 53).
Wil SR zeggen, dat Gods denken van een hogere orde is dan ons natuurlijke denken? Daarom vraagt God geloof, omdat we (nog) niet alles kunnen begrijpen. Om een voorbeeld te geven. Een vader kan zijn kind van 4 jaar nog niet dingen uitleggen, die het kind pas op 12-jarige leeftijd kan begrijpen. Dan moet die vader soms zeggen: “Jantje, geloof het maar omdat papa het zegt. Papa zal het later wel uitleggen”. Zo zal blijken, dat God ons steeds meer openbaart, als wij in Zijn wil wandelen.
SR heeft moeite met de term ‘Onze Vader’ (p. 55).
Maar dat is beslist geen foute uitdrukking. Nota bene Jezus Zelf heeft dat gebed aan Zijn discipelen geleerd.
SR meent dat de discipelen vele malen de voeten van Jezus zouden hebben aangeraakt? (p. 58).
Hieruit blijkt m.i. dat SR een verkeerd beeld heeft van de omgang tussen Jezus en Zijn discipelen.
Zou God geen Persoon zijn? (p. 58).
Ik (PG) kan me een bovennatuurlijke God niet precies voorstellen, maar dat God geen persoon zou zijn, is m.i. onjuist. Overigens kan je God wel ervaren in je geest door gemeenschap met de Heilige Geest, die in een mens komt wonen als die mens Jezus Christus als Verlosser erkend heeft en zich aan Jezus en God wil toewijden.
Waarom raakte Jezus de voeten van de discipelen aan? (p. 59).
SR komt met een zwak verhaal over ‘energie-overdracht’. Hij probeert de Bijbelse verhalen aan te passen aan zijn eigen filosofie. Maar hij gaat voorbij aan het eenvoudige feit, dat Jezus met de voetwassing Zijn discipelen gewoon wilde leren de minste te zijn. Het gaat bij de voetwassing helemaal niet om doorgeven van energie (p. 67). Immers kracht van omhoog zouden de discipelen ontvangen op de Pinksterdag met de uitstorting van de Heilige Geest, 50 dagen na de opstanding van Jezus uit de dood.
Ten onrechte meent SR (p. 69), dat er na Jezus’ vertrek uit de zichtbare wereld niemand is die de mens van zijn ego verlost. Jezus heeft echter de Trooster, de Heilige Geest gegeven, die de mens tot de volle waarheid zou leiden, evenals Jezus Zelf al de volle waarheid was.
“Je moet jezelf verliezen”, zegt SR (p. 71).
Inderdaad, maar hij heeft niet in de gaten, dat hij zelf niet doet wat hij zegt en in theorie weet. Want dat kan alleen door het aannemen van Jezus als jouw Verlosser. Dat was het geraffineerde ten aanzien van het optreden van SR. Het lijkt mooi, maar het is zonder de kracht van de Heilige Geest onhaalbaar.
Inderdaad is liefde de belangrijkste boodschap, het enige gebod (p. 75). Maar liefde ‘doen’ is heel wat anders dan er filosofisch over praten.
“Inderdaad moeten we liefde nooit tot ideologie verheffen” (p. 76).
Liefde is echter niet absoluut onvoorwaardelijk. Liefde is wel zichzelf onbaatzuchtig gevend aan de ander. Gods liefde is volmaakt, maar God vraagt ons in Zijn Woord om Jezus als Verlosser/Redder aan te nemen. Dat is toch in zekere zin een voorwaarde. Dat is niet een gevolg van het feit, dat God het ons moeilijk wil maken, maar omdat er kennelijk geen andere manier is. God is een heilige God, die geen gemeenschap kan hebben met zondige mensen. Daarom was het offer van Jezus Christus nodig. Dat offer klinkt en lijkt heel hard, maar het was het toppunt van liefde dat God Zijn Zoon gaf. Hoe zou u zich als vader voelen als uw zoon moest lijden voor anderen?
5. Hoofdstuk 9. Eli, Eli, lama sabachthani
“Mocht Jezus ooit terugkomen, dan wordt Hij weer gekruisigd” (p. 167).
Ik begrijp wat SR bedoelt. Jezus zal overigens zeker terugkomen, maar als Koning der koningen, die alle macht heeft (zie het Bijbelboek Openbaring). Dus niet meer terugkomen als lijdende Knecht, maar als triomferende Koning.
“Er is in de wereld veel onzekerheid” (168).
Dat is op zich al een zekerheid! Maar gelukkig kent de werkelijkheid in diepste zin nog een andere zekerheid, namelijk dat God alles in handen heeft.
“Liefde is de discipline van je diepste wezen” (p. 170). “En tegelijkertijd ‘anarchistisch’ in de zin van niet slaafs regeltjes navolgen zonder innerlijke overtuiging. In die zin maakt de wet het leven bevroren, steenkoud en hard”, aldus SR (p. 174).
Maar liefde is wel de vervulling/invulling van de wetten Gods, de geboden Gods, die het waarachtige leven dragen. SR ziet dit goed.
Terecht zegt SR, dat Jezus geen enkele zonde heeft gedaan (p. 173). Daarom kon alleen Jezus de Verlosser zijn, namelijk de Verlosser van de zondeschuld van de mens. Deze consequentie trekt SR helaas niet.
“Wij zijn het zelf, die onszelf gevangenhouden door onze ik-gerichtheid” (p. 176). Inderdaad. Daarom moet het zondige ik-gerichte ik sterven, opdat God in ons leven kan komen en wij als beelddragers van God kunnen gaan leven. En dat is leven in gelukzaligheid. Dat stervensproces van het zondige ik kan in diepste wezen alleen maar beginnen als iemand bereid is te erkennen, dat hij/zij zichzelf niet kan redden, maar dat een ander (Jezus Christus) dat heeft moeten doen. Heeft SR dat willen erkennen? Dat redden slaat op het verlost worden van de eeuwige dood, van de eeuwige verdoemenis, van het leven zonder God, die/dat zou gaan intreden als de zondeschuld op ons zou blijven. Daarom was het offer van Jezus van kosmische betekenis!
Individualiteit is alleen in deze gevallen wereld een egoïstisch denkbeeld (p. 180). In de hemel zal individualiteit wel bestaan, maar zonder egoïsme.
6. Hoofdstuk 11. Ziet Mijn handen en Mijn voeten
“Waarheid is in filosofisch opzicht een moeilijk begrip” (p. 207). Inderdaad, waarheid laat zich moeilijk of niet in woorden vangen. Jezus zegt het zeer kernachtig: “Ik ben de waarheid”. Dat kon Hij zeggen omdat Hij als het vleesgeworden Woord de enige betrouwbare openbaring van de Vader is: “De eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” (Joh. 1:18). Waarheid is de mens en het leven zoals God het bedoeld heeft, en zoals het in de hemelse eeuwigheid zal zijn.
“Niemand kan leven zonder te geloven (p. 210).
De kernvraag is wel waarin en in Wie je gelooft. Dat maakt dood of leven uit.
“Inderdaad is het zo dat een mens snel geneigd is God te vergeten als het goed gaat, als hij ‘gelukkig’ is” (p. 212).
Echter het geluk wordt en is alleen maar dieper en rijker als je in dankbaarheid God looft voor Zijn goedheid en liefde, en als je Hem ziet als bron van het geluk. We mogen/moeten bedenken, dat we niet voor onszelf leven. We leven om het geluk verder door te geven aan mensen die nood hebben. En wie heeft dat niet?
Inderdaad moeten we ons ‘ik’ laten sterven, dat wil zeggen de verkeerde dingen uit je ‘ik’ weg doen (p. 214).
Dat is pijnlijk, maar het leidt tot leven naar Gods bedoeling, en dat geeft grote, intense vreugde, die het verstand te boven gaat.
SR vindt het “een mysterie, wat er gebeurde, want het lichaam van Jezus verdween uit dat graf” (p. 224).
De Bijbel zegt, dat het sterfelijk lichaam van Jezus werd getransformeerd in een verheerlijkt lichaam, dat niet meer onderworpen is aan de beperkende natuurwetten. Dat de Essenen (waar Jezus overigens niets mee te maken had) het lichaam zouden hebben weggenomen, is in strijd met Gods Woord.
“Zonde betekent onbewust leven”, aldus SR (p. 225).
In een bepaalde zin zit er een element van waarheid in. Immers zonde betekent: je doel missen. En onbewust leven houdt je blind voor Gods bedoelingen met ons leven. De Bijbel heeft echter een diepere opvatting over zonde. In diepste kern is zonde de opstand, rebellie tegen God, die ons leven wil regeren. Niet omdat Hij een potentaat is, maar omdat Hij van ons houdt. Alleen onder Gods heerschappij is de mens gelukkig. Overigens heeft God elk mens een vrije wil gegeven om Hem al of niet als God, de Schepper van hemel en aarde, en de Vader van Jezus Christus, te erkennen.
Op pag. 226 schrijft SR dat “je gemaakte fouten ongedaan moet maken”.
Inderdaad. Dat kan wel in de natuurlijke wereld, maar ten opzichte van God kan dat niet. God wil uit liefde het volmaakte. Elke afwijking kan nooit meer gecompenseerd worden, want dan zou je volmaakter dan volmaakt moeten zijn, en dat kan niet. Denk aan het verhaal van de slaaf in Matt.18: 21 t/m 35 die een zeer groot bedrag schuldig was aan de koning. Hij zou nooit zijn schuld kunnen afbetalen. Daarom was er genade en vergeving nodig. Daarvoor moest een zondeloos mens geofferd worden. Niet omdat God zo onbarmhartig is, maar omdat het kennelijk niet anders kon. Rom. 5: 8 t/m 21 vertelt iets over hoe in de Bijbel over zonde wordt gedacht, en hoe het zondeprobleem is opgelost.
Op pag. 226 zegt SR, dat berouw je wakker schudt.
Maar de vraag is: hoe kom je tot berouw? En Wie zegt, dat bepaalde dingen niet goed zijn? Welke en Wiens norm wordt daarvoor gehanteerd? De Bijbel is daar duidelijk over. We worden op basis van Gods Woord door de Heilige Geest overtuigd van zonde. Erkennen we de zonde of verharden we ons?
SR meent dat “het bidden zelf al de vergeving oplevert” (p. 227).
Maar dat is alleen juist als je tot God om vergeving bidt, want alleen Hij kan vergeven. God vergeeft, net zoals ik als persoon een ander mens kan vergeven. Wij kunnen overigens pas ten diepste vergeven omdat God ons vergeven heeft. Het is onjuist om te zeggen dat het erkennen van foute daden als zodanig voldoende is voor schoonwassing. Ook is het nodig om vergeving te vragen. Die vergeving is alleen mogelijk doordat Jezus Zijn leven gaf op het kruis van Golgotha! Die erkenning van zonde en berouw zijn daarmee niet overbodig geworden, maar juist nodig om het resultaat van Jezus’ offer in werking te stellen.
Op een subtiele manier wordt door SR de noodzaak van het offer van Jezus weggepraat. Maar vele teksten in het Nieuwe Testament (Matt. 26:28 en 39; Luc. 1: 68 t/m 77; Luc. 24: 45 t/m 48; Joh.1:29; Joh. 15: 1 t/m 5; Joh. 17:3; Hand. 2:38; Rom. 3: 21 t/m 30; Rom. 4: 24 en 25; Rom. 5: 12 t/m 21, Rom. 9:33; 1 Kor. 1:18 t/m 25; 1 Kor. 2:11; 1 Kor. 15:4; 2 Kor. 5: 14 t/m 19; Gal. 1:4; Gal. 2: 4 en 5; Gal. 4: 4 en 5; Gal. 5:1; Ef. 1:7; Ef. 1:15 t/m 23; Kol. 1: 19 en 20; 1 Tim. 1: 15; 1 Tim. 2: 3 t/m 6; 2 Tim. 3: 14 t/m 17; Titus 2: 11 t/m 14; Hebr. 5: 7 t/m 10; Hebr. 9: 11 t/m 15; 1 Petr. 3: 18; 1 Joh. 2:2; 1 Joh. 4: 14; Openb. 5: 8 t/m 12) maken duidelijk dat Jezus de enige Verlosser van de zondeschuld is, dus niet alleen een voorbeeld ter navolging, zoals SR suggereert.
Op p. 228 zegt SR: “Als je liefhebt, heb je berouw gehad”. Ik kan wel begrijpen wat SR bedoelt, maar ook nu is er weer sprake van een halve waarheid. Die uitspraak betreft alleen zij die gezondigd hebben, dus geldt de uitspraak niet voor ieder. Immers God en Jezus hebben nooit gezondigd, en God is toch liefde, de bron van liefde.
Verder op p. 228 zegt SR, dat “Jezus in tweede instantie ook in het Vaticaan vermoord is”. Dat is onzin van dezelfde orde als te zeggen dat Jezus ook in India zou hebben geleefd. Of bedoelt SR het misschien geestelijk?
Tenslotte stelt SR, dat “Jezus de kunst is van wedergeboorte”. Dat klinkt erg diepzinnig. Echter Jezus hoefde niet wedergeboren te worden. Alleen zondige mensen moeten door geloof in Jezus’ offer wedergeboren, dat wil zeggen: van boven geboren worden, met God als hemelse Vader (Joh. 3). In Joh. 1: 12 en 13 staat: “Doch allen, die Hem (Jezus) aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods” te worden.
7. Conclusie
Als ik het geheel van SR’s denken probeer te plaatsen, dan denk ik dat hij als filosoof mooie dingen heeft gezegd. Maar dat is nog niet de werkelijkheid zelf (dat wist SR zelf uiteraard ook wel). Filosofie heeft het gevaar in zich dat je niet toekomt aan de eenvoudige levenservaring zelf die men met alle goede bedoelingen in hoogdravende bewoordingen verstandelijk probeert te vatten. En men probeert als het ware zichzelf te verhogen, terwijl de ‘harde’ boodschap van Jezus is, dat wij dat nooit kunnen. Wij moeten tot de ontdekking komen dat wij onszelf niet kunnen redden, en dat we slechts door genade gered worden, opdat God ons als Zijn kinderen kan aannemen. Dat betekent wel dat we God moeten durven geloven, vertrouwen.
Filosofie heeft het gevaar in zich dat je niet toekomt aan de eenvoudige levenservaring.
SR was een misleide misleider omdat hij ondanks zijn kennis en ‘wijsheid’ zelf niet inzag dat hij verblind was en niet in de waarheid leefde, die hij met allerlei interessant aandoende uitspraken beschreef. Door op zijn manier met de Bijbel om te gaan is SR een filosoof gebleven, en is hij helaas niet een wedergeboren kind van God, die in Gods Koninkrijk leeft, maar in schone dromen blijven steken, waar je in werkelijkheid niets aan hebt. De visie van SR is bovendien zeer gevaarlijk, omdat hij de suggestie wekte dat hij Jezus beter begrijpt dan de Bijbel Hem bedoelt. De vraag is ook of SR de Bijbel als gezaghebbend en door God geïnspireerd boek zag.
Ik zou ieder willen oproepen: neem het aanbod van Jezus aan en volg Hem en Hem alleen. SR heeft die oproep ook gedaan, maar hij heeft zelf aan die oproep geen gehoor gegeven. Ik vermoed ook waarom. Dan zou hij van zijn troon hebben moeten afstappen en ‘gewoon’ één van de discipelen van Jezus zijn geworden. Maar dan had hij wel een kind van God kunnen zijn, dat kan groeien tot volwassen zoon van God, en gelijkvormig wordend aan Jezus. Jezus is de ultieme waarheid. Jezus aanvaarden als (jo)uw Verlosser is het begin van de weg naar de hoogste inzicht en wijsheid, het eeuwige leven met God. Lees daarom met name het Nieuwe Testament. Het Woord van God is waarheid. Vraag aan God de Vader of Hij door Zijn Heilige Geest (jo)u licht wil geven op Zijn Woord. Het is zo heerlijk om Gods liefde te ervaren en dat door te geven. Dat mogen wij leren, in diepe afhankelijkheid van God, onze Vader.
Als kinderen van God moge wij zelfs graag bereid zijn om nadere verantwoording af te leggen van ons (groeiend) geloof in de Bijbel als het Woord van God, dat Jezus presenteert als onze Verlosser. Om in termen van onderzoek te spreken: de hypothese, dat de Bijbel het Woord van God is, blijkt door een overstelpende hoeveelheid bewijsmateriaal bevestigd te worden. Maar dit is weer een heel ander onderwerp!
Literatuur
- Bhagwan Sri Rajneesh – Wikipedia
- Bhagwan Shree Rajneesh, Ik ben de zee die je zoekt (Ankh-Hermes, Utrecht, 1982)