1. Inleiding
āEen prachtverhaal vind ik het verhaal van Saul en de waarzegster van Endor. Saul is bang en verlangt naar een teken van God. Noch dromen, noch orakelstenen (Urim), noch profetenwoorden kunnen hem helpen. Ten einde raad klopt hij bij een geestenbezweerder aan. Deze vrouw roept voor hem de geest van de dode SamuĆ«l aan. Als Saul in de war blijft, biedt ze hem een goede maaltijd aan. Zo komt hij weer op krachten. Nergens wordt deze waarzegster veroordeeld. Integendeel de magie van deze vrouw is hulpmiddel om het woord van de profeet SamuĆ«l kracht bij te zettenā, aldus ds. Hans Tissink in zijn artikel āGestotter rond Potterā. Onderzoek alles en behoud het goede.ā(1) Heeft deze dominee gelijk met zijn bewering dat God ook deze waarzegster heeft gebruikt in 1 Sam. 28? En gebruikt God nog steeds waarzeggers?
Maar het kan toch, want het werkt?! Althans, die sterke overtuiging krijg je, na het zien van de een van de vele dodenbezweerders die je overal op tv en internet kunt vinden. Een tijdje terug was in ons land Char Margolis populair, die voor de camera van RTL4 nabestaanden in contact bracht met hun geliefde overledenen. Deze allervriendelijkste dame bidt zelfs voor haar sessies om zich tegen kwade machten te beschermen. Daarnaast trok iemand als Robbert van den Broeke met het programma āEr is zoveel meerā miljoenen kijkers, waaronder 80.000 mensen die in de categorie āstandvastige gelovigenā vallen. Onder de kijkers bevinden zich zoān 30.000 EO-leden (2). Wordt dit als zoete koek geslikt? Is dit nep, een psychologisch spel of toch echt en betrouwbaar?
De vrouw die Sauls dienaren weten te vinden, wordt volgens Luthers Bijbelvertaling de āheksā of de ātovenaresā van Endor genoemd (3). Maar letterlijk heet ze āmeesteres van de dodengeestenā. Dat lijkt als twee druppels water op de titel āmeester van de dodengeestenā van de priester-schrijver Ilimilku (in het Hebreeuws Elimelech) van de KanaƤnitische stad Ugarit, die tussen 1400 en 1200 v. Chr. een grote bloeiperiode beleefde.(4) Deze parallel is niet verwonderlijk. Volgens Deuteronomium kwam dodenbezwering voor IsraĆ«l het meest dichtbij via de voormalige bewoners van het land, de KanaƤnieten. Hun handelen was de HEER een gruwel en om die redenen werden zij verdreven. Endor ligt volgens het boek Jozua (17:11) in een KanaƤnitische enclave die na de verovering van het land was blijven bestaan. In het oude Nabije Oosten heersten tal van ideeĆ«n over het leven na de dood. Maar de felle Bijbelteksten over necromantie, het raadplegen van de doden (zie onder het derde hoofdstuk), moeten blijkbaar allereerst worden verstaan tegen een KanaƤnitische achtergrond. Niet voor niets slaat het felle protest van de profeet EzechiĆ«l tegen het gesol met de lijken van IsraĆ«ls koningen in hun tombes waarschijnlijk op de verering van Manasse en Amon, Judese koningen die een duidelijke voorkeur aan de dag legden voor de religie van KanaƤn. Wat was die religie? Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. De buiten Bijbelse informatie daarover is buitengewoon schaars. Gelukkig biedt de in 1929 gevonden bibliotheek van tabletten van de al genoemde Ilimilku uit Ugarit uitkomst.
Klaas Spronk,Ā benoemd als hoogleraar Oude Testament aan de Kamper Theologische Universiteit van de Protestantse Kerk, neemt in zijn proefschrift uit 1986 deze tabletten dan ook als uitgangspunt voor zijn beschrijving van de dodencultus van KanaƤn. Spronk laat zien dat in Ugarit de verering van doden een grote rol speelde. Koningen en helden werden na hun dood vergoddelijkt en aangeroepen als helpers en helers. Het raadplegen van deze geesten gebeurde ās nachts. Ze kwamen op en spraken via mensen als Ilimilku. Bij de begrafenis van een koning namen ze zelfs deel aan een maaltijd. Daarbij hing de mogelijkheid tot vergoddelijking en tot het raadplegen van de doden sterk samen met de verering van BaƤl, die ook elk jaar weer doodging en opstond. In hoeverre ook gewone mensen te raadplegen waren, is echter niet duidelijk.
In feite kende Kanaän dus een duistere wereld van polytheïsme, meergodendom dus, waarin je als mens nooit weet waaraan en aan wie je bent overgeleverd. Israëls wetten zijn er glashelder over: occulte praktijken ondergraven de toewijding aan de HEER en zijn voor God een gruwel. Ze leveren je over aan een reële, maar onbekende wereld van manipulatie, duisternis en kwaad. Het lijkt de hoop van leven te wekken, maar in feite is het een ontkenning van de Levende, die zegt dat een mens zich niet moet richten op de dood, en wat gestorvenen te melden zouden hebben, maar op wat Hij zelf expliciet bekend maakt door zijn profeten. Die profeten wijzen terug naar de Thora. Alleen bij Hem is er redding, leven en toekomst!
Het is precies deze tegenstelling waarmee Saul in Endor wordt geconfronteerd. Met een beroep op de HEER denkt hij een dode te kunnen raadplegen. Maar zodra SamuĆ«l [schijnbaar?] werkelijk boos en verstoord opduikt, wordt het gordijn weggetrokken. Met tal van verwijzingen naar wat er is gebeurd, maakt SamuĆ«l (?) hem duidelijk dat hij, Samuel dus, niets heeft toe te voegen aan wat hij eerder heeft geprofeteerd. Het enige dat hij nog kan melden, is wat niet moeilijk te voorspellen is: morgen is het met het leven van Saul gedaan. Zo vormt het verhaal de perfecte illustratie van de wet uit Deuteronomium: het raadplegen van doden levert niets op, ja is levensgevaarlijk. Alleen de profetie spreekt de waarheid. Het Oude Testament spreekt met grote voorzichtigheid over het leven na dit leven. Niet voor niets heet het dat men bij zijn āvaderen te rusteā gaat. De HEER zal de zijnen zelfs in de dood niet los zal laten, maar wel met rust.
2. Wat gebeurde er eigenlijk in 1Samuel 28?Ā
Laten we licht in deze duistere plaats proberen te brengen. De carriĆØre van koning Saul ging tragisch bergafwaarts: naast angst, argwaan en haat, vinden we bij Saul roekeloosheid (14:24), ongehoorzaamheid (15:23), bezetenheid (16:14), jaloezie/trots (18:8), moordzucht (20:31) en tenslotte zelfmoord (31:4). Gedurende zijn koningschap diskwalificeerde hij zichzelf drie maal (5). Aan het eind van zijn leven grijpt Saul naar een macht die hij eerder heeft verbannen. In wezen is dit een samenvatting van de manier waarop hij zijn koninklijk ambt heeft uitgeoefend: handelen naar eigen behoefte en belang (6). De grote vraag is: betreft hier het raadplegen van āde geest van een dodeā een psychologisch āspelā of wordt hier echt de overleden Samuel opgeroepen, of is her sprake van een uitzonderlijk ingrijpen van God of een boze geest die zich voordoet als SamuĆ«l?
We kunnen dus vier mogelijke verklaringen zien voor het opkomen van Samuƫl:
- een psychologische imitatie
- hier was echt Samuƫl aan het woord
- samenwerking met goddelijke factoren
- hier verscheen de echte Samuƫl niet (7), maar is er sprake van demonisch bedrog.
2.A De verschijning van Samuƫl was niet letterlijk, maar een psychologische indruk of imitatie
Sinds de Reformatie doet de verklaring van een zinsbegoocheling opgeld. De vrouw was een bedriegster en de geschiedschrijver zag het als bedrog (8). Saul doet immers aan bijgeloof en SamuĆ«l was bij God. Dat het een demon was is ook onwaarschijnlijk. De term āgoddelijke gestalteā is immers een gewone KanaƤnitische termā een Hebreeuwse term voor de geest van een dode. De waarzegster heeft slechts verbeeldĀ een verschijning te zien. Het spreken van āSamuĆ«lā is in feite een spreken van de waarzegster zelf, zij het met een veranderde stem. Ze hoeft niet bewust bedrogen te hebben. āIn de geest van Saul leefde sterk de gedaante van SamuĆ«l. Langs telepathische weg plantte hij dat over in de geest van de tovenares. Niet Saul, maar de tovenares zag SamuĆ«l. Zij objectiveerde wat door Saul tot haar overgebracht werd. Het is ook merkwaardig, dat op het ogenblik dat zij SamuĆ«l ziet, ze weet wie Saul is. Op dat ogenblik heeft ze contact met de geest van Saul, ook in zijn zelfbewustzijn tegenover SamuĆ«l. Het gesprek tussen Saul en SamuĆ«l moet dan ook in opzet als een gesprek van Saul met zichzelf opgevat worden.āĀ Er is telepatische gedachtenoverbrenging en aanvoelen van zielsstemming van anderen. Er leefde in Sauls geest sterk de gedachte aan Samuel van wie hij innerlijk nooit los is gekomen. Langs telepatische weg werd dit overgeplant in de geest van de tovenares, die hiervoor erg gevoelig moet zijn geweest. Saul vraagt en krijgt als antwoord datgene wat in hem zelf leefde. De vrouw heeft Sauls gedachten gelezen en heeft tegelijk beseft dat het met de vertwijfelde koning ten einde liep. (9) De waarzegster zelf wist ook dat ze fout zat. āMaar de vrouw antwoordde: āU weet toch wat Saul heeft gedaan: hij heeft een streng verbod uitgevaardigd op geestenbezwering en waarzeggerij. Waarom probeert u mij in de val te lokken? Wilt u me soms de dood injagen?āā (1Sam.28:3, 9, net zoals later koning Josia: 2Kon. 23: 24). Deze vrouw was zowel slachtoffer als handlangster van de vorst der duisternis.
Tegenwerpingen:Ā in het licht van de vele Bijbelse waarschuwingen tegen dodenbezwering (zie aan het eind van dit artikel) is vooral deze eerste verklaring naĆÆef. Deze doet de religieuze achtergrond van het verhaal noch de Bijbeltekst recht. Er bestaat een werkelijke, gevaarlijke geestenwereld, die zich wel aantrekkelijk voordoet, maar waar een mens zich niet mee in moet laten. Door het verschijnsel hier met een zinsbegoocheling te duiden, miskent of onderschat men de realiteit van de geestenwereld. Bovendien is volgens Joh.8:44 de duivel de vader van de leugen. Bedriegen en misleiden zijn dus zijn corebusiness. Hoe wanhopig je ook in de knoop zit, spiritisme voert niet naar het leven, maar tot de dood. Bovendien: waarom slaakte de vrouw dan een ijselijke kreet (28:12) als het slechts een hallucinatie van Saul is geweest? Daarnaast spraken zowel de vrouw als Saul met SamuĆ«l. Frappant (of met die oprukkende Filistijnen juist voorspelbaar! WJPH) is ten slotte dat wat SamuĆ«l voorspelde ook uitkwam (10).Ā āHet medium spreekt over een ābovennatuurlijk wezenā. Zij gebruikt het Hebreeuwse woord elohimĀ dat ook gebruikt wordt om de afgoden (lees: demonen) van heidense volken mee aan te duiden. Het medium spreekt over elohim min erets, een bovennatuurlijke wezen uit de aarde. Volgens Pred.3:21 ging de ziel van de overledenen niet āneerwaartsā maar āopwaartsā. De omschrijving elohim min erets ligt mischien in de lijn van de omschrijving van de berggod uit 1Kon.20:23 (elohim har).ā (10a)
2.B Hier was echt Samuƫl zelf aan het woord
Moderne exegeten zijn van mening dat er geen twijfel over kan bestaan dat 1 Sam. 28 zegt dat het wèl Samuël was die aan Saul verschenen (11). Dit is de gangbare mening van de orthodoxe commentatoren (12). We zullen enkele opvattingen met tegenwerpingen daarbij de revue laten passeren.
1. De Bijbelschrijver verhaalt niet van de verschijning van een geest, maar van Samuƫl zelf. (28:12, 14, 15, 16, 20).
De schrijver geeft de indruk weer dat hier SamuĆ«l echt zelf verscheen. In de verzen 16-20 noemt SamuĆ«l zeven keer de verbondsnaam HERE, terwijl Saul spreekt over God (15) en HERE (2x in vers 10). Aan de lezer wordt overgelaten of de opgevoerde persoon inderdaad SamuĆ«l geweest kan zijn. Als een trouw dienstknecht, die zelfs ās nachts te activeren is (13), gehoorzaamde SamuĆ«l nog steeds God als zijn zendende Meester, zelfs na zijn overlijden.
Tegenwerpingen: Bijbels-theologisch komen we dan in problemen, want dit blijkt te botsen met andere stellige uitspraken tegen het raadplegen van doden of wel het verbod op spiritisme. God gaat toch niet tegen zijn Woord in. āAls het ābovennatuurlijke wezenā werkelijk Samuel was geweest, dan zou hij hem opgeroepen hebben zich te bekeren, zich met God te verzoenen en David uit zijn ballingschap terug te roepen, zodat hij mogelijk genade van God zou ontvangen. In plaats hiervan stelt de boze geest Sauls situatie voor als hulpeloos en hopeloos; hij behandelt hem zoals satan later Judas behandelde: eerst verleidde hij Judas om Jezus te verraden en bewoog hem vervolgens ertoe zich te verhangen.ā (12a)
2. Wat Samuel sprak kwam inderdaad uit, het bleek dus waarheid te zijn.
āAls een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de Heer geweest. Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt.ā (Deut.18:22) Wat Samuel (?) profeteerde (āMorgen zijn jij en je zonen hier bij mijā¦ā 1Sam.28:19) kwam inderdaad uit. Koning Saul pleegde zelfmoord, en zijn zonen sneuvelden in de strijd tegen de Filistijnen. (1Sam.31:2-7) Dus hier sprak echt Samuel.
Tegenwerpingen: je hoeft echt geen profeet te zijn om te voorzien dat Saul van de Filistijnse overmacht zou gaan verliezen. Maar vooral: als iets goed werkt is dit nog geen garantie dat het ook een werking van God is. Niet of iets werkt of dat een voorspelling uitkomt (14), maar de bron, dus waar het vandaan komt en waar het naar toe leidt (naar God toe of van God af), moet bepalend zijn in ons oordeel. Het doel heiligt de middelen niet. Beproef de geesten (15). Bovendien, ook satan kan Bijbels, volgens de profeten spreken, want hij kent en citeert Gods Woord. (Mat.4:1-11 en Luk. 4:1-13)
3. De waarzegster bleek niet te bedriegen.
De heks had al snel door dat die vermomde man die het verzoek tot haar richtte, niemand minder dan koning Saul zelf was. Saul was qua uiterlijk een opvallend figuur: āeen lange, goedgebouwde jongeman, die met kop en schouders boven iedereen in IsraĆ«l uitstakā (1Sam.9:2, 10:23). Door haar helderziendheid doorzag zij bovendien de aard van de hulpvrager. Het oproepen van de profeet Samuel was nou niet bepaald haar dagelijks werk. Het lijkt dat zij zelf, gewend aan het oproepen van geesten, hier toch werd verschrikt en verbijsterd over het opkomen van SamuĆ«l. In haar beleving gebeurde er iets nieuws. Die nacht gebeurde iets wat voor haar verder ging dan haar gebruikelijke zwarte kunsten. Hier gebeurde iets boven haar eigen verwachting. Zij speelde geen spelletje, noch misleidde zij Saul. Hier is een mislukte poging tot een spiritistische sĆ©ance, omdat God dit verhinderde en ingreep om Zelf nog eenmaal door de profeet SamuĆ«l te waarschuwen en het oordeel liet aankondigen.
Tegenwerpingen: De waarzegster moest toch door het grote postuur van koning Saul hem makkelijk kunnen herkennen. Zij wist dat haar praktijken illegaal waren (1Sam.28:9) en besloot om haar leven te redden zo goed mogelijk āmee te spelen ā. Bovendien zou God dan een middel gebruiken dat Hij Zelf uitdrukkelijk verboden heeft? Dat is toch uitgesloten. Bovendien kan deze vrouw zelf onbewust misleid zijn door een geest die zich als SamuĆ«l voordeed. Ze dacht werkelijk met SamuĆ«l zelf te doen te hebben, maar het was in feite een geest die zich als SamuĆ«l voordeed. Hoe kon een occulte dodenbezweerster in Godsnaam een profeet uit het dodenrijk laten opkomen, omdat Eustathius van AntiochiĆ« betoogt dat de macht om zielen uit de hades te halen niet aan demonen, maar aan God alleen is? (42)
4. Saul (h)erkende ook zelf dat dit Samuƫl was.
Samuel was begraven in zijn huis, in zijn stad Rama (1Sam.25:1, 28:3), waarna Saul de dodenbezweerders en waarzeggers uit het land had verwijderd (NBG). NBV21: In diezelfde tijd had Saul in het hele land een verbod uitgevaardigd op het bezweren van geesten en het raadplegen van schimmenā. Saul blijkt tweeslachtig te zijn. De waarzegster ziet een oude man die uit de grond opstijgt. Het is dus een herkenbare menselijke gedaante, niet een bovenaards wezen, want het komt van beneden. Toch wordt het een āgoddelijke gestalteā genoemd. Koning Saul herkende de oude man in de mantel gehuld als de richter en profeet SamuĆ«l en boog voor hem in onderwerping. Doorslaggevend voor hem was de beschrijving van SamuĆ«l door het medium: SamuĆ«l droeg namelijk zijn karakteristieke mantel. In de Septuagint staat ādubbele mantelā (16). Dit was waarschijnlijk dezelfde karakteristieke mantel waarvan een stuk was afgescheurd die Saul destijds had gegrepen: āToen SamuĆ«l zich omdraaide om weg te gaan, greep Saul de slip van zijn mantel beet, maar die scheurde af. En SamuĆ«l zei: āHierbij scheurt de HEER het koningschap over IsraĆ«l van u los en geeft het aan iemand anders, iemand die waardiger is dan uā¦āā (17) Verscheen dan SamuĆ«l fysiek, dus in zijn lichaam? Een geest is voor een mens moeilijk voor te stellen. De tekst heeft het toch meer over een geest. De waarzegster zelf zag een āgoddelijk gestalte uit de aarde oprijzenā (28:13) (18). De meest waarschijnlijke vertaling van āelohimā hier is de geest van een overleden persoon. Dit impliceert een authentieke verschijning van de dode, die niet het resultaat was van haar waarzeggerij, maar van Gods laatste manier om het Woord tot de koning te brengen die zijn eigen weg wilde voortzetten.
Tegenwerping: Toen het medium Samuel zag, ontdekte ze dat ze te doen had met niemand minder dan hulpvrager koning Saul. De beschrijving van het uiterlijk van Samuel zou men makkelijk zelf kunnen voorspellen: āeen oude man, gehuld in een mantelā. Calvijn gelooft niet dat SamuĆ«l zelf verscheen, maar dat sprake is van een demon die zich als de profeet voordeed en vraagt zich af of SamuĆ«l wel met zijn mantel en al begraven is (19).
5. Getuigenis van Origenes en Augustinus: zij zagen in de verschijning van Samuel zelf een bewijs van de komende opstanding.
Als alle profeten van Christus vóór Christus in het dodenrijk zijn afgedaald als voorlopers van Christus, dan is Samuël ook op dezelfde manier daarin afgedaald: niet zomaar, maar als heilige. Waar een heilige ook is, heilig blijft hij. En is Christus soms geen Christus meer, omdat hij eens in het dodenrijk is geweest? (20)
Tegenwerping: De opstanding van de doden is een belangrijk feit in het christendom (bv. 1Kor.15, Hebr. 6:2, enz.). De doden zijn dus niet weg, ook niet als er geen skelet meer is te vinden. De onstoffelijke ziel zal verenigd worden met heen verheerlijkt lichaam. De zogenaamde verschijning van Samuel hebben we niet nodig als bewijs van de opstanding.
6. Getuigenis van de Septuagint
De Septuagint (Griekse vertaling van het Oude Testament) heeft een opmerkelijk toevoegsel: āSaul vroeg raad aan haar die een geleide geest had om haar te ondervragen en SamuĆ«l gaf haar antwoord.āĀ Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Tegenwerping: Deze opmerking is echter geen vertaling, maar een toegevoegde interpretatie. Het is dus juist discutabel of hier wel echt Samuel zich liet gebruiken en sprak.
7. Getuigenis van het Deutero-canonieke boek Jezus Sirach (Ecclesiasticus), hoofdstuk 46.
In dit hoofdstuk over de rechters (Richteren), wordt in vers 20 afgesloten met SamuĆ«l: āZelfs na zijn ontslapen profeteerde hij en kondigde de koning [Saul] zijn einde aan; hij verhief uit de aarde zijn stem om door zijn profetie de zonde van het volk uit te wissen.ā (21)
Tegenwerping: deze opmerking vinden we niet in de (canonieke) bijbel. De vraag is of dit inderdaad Samuel geweest kan zijn. Liet hij zich hiervoor storen?
2.C Samenwerking met goddelijke factoren
Deze visie is van ds. J.H. Velema. (21a) Hier is de duivel en het demonische in dienst van God. Gods oordeel wordt hem verkondigd. Daarom was het geen stem van genade en vertroosting, geen levendmakend woord dat oproept tot geloof en bekering. Het is een verschrikkelijk doemwoord. Voordat Saul in de nacht verdwijnt eet hij nog zijn galgenmaal, meer troost biedt de wereld niet.
Maar kan een boze geest wel een boodschap van God doorgeven? Ja, omdat de Almachtige regeert over goede en kwade geesten, engelen en demonen. Heel de geestenwereld staat onder het gezag en bestuur van deze God.
Tegenwerping: als het inderdaad door de Here God is gearrangeerd en gesanctioneerd, gebruikt Hij en middel wat Hij Zelf pertinent heeft verworpen! Uitzondering lijkt te zijn de profeet Bileam, maar hij was een ware profeet van buiten Israƫl zolang hij gebruikt werd door God.(24) Net als Bileam werd deze waarzegster overruled door God, zodat zij ondanks verkeerde uitgangspunten toch door God gebruikt lijkt te zijn. God kan dan met een kromme stok recht slaan, maar dat mag voor ons nooit een vrijbrief zijn om te sjoemelen met de waarheid of de zonde.
2.D Hier verscheen niet de echte Samuƫl, maar is er sprake van demonisch bedrog
1. Als God geweigerd heeft om tot Saul te spreken door legitieme middelen (dromen, Urim (orakelstenen), profeten (28:6, 15)), dan zou hij dit zeker niet doen door onwettige, onschriftuurlijke of verboden media.
Als God niet meer zou antwoorden door de Heilige Geest, want die was immers van Saul weggenomen, dan zou God zeker niet door een demonische geest antwoorden die Samuƫl moest imiteren. God spreekt zichzelf niet tegen. De profeet deelt Saul niet mƩƩr mee, dan dat wat hij tijdens zijn leven tot hem gezegd heeft. Daar ligt de kern van 1Sam. 28. Voor de schrijver staat vast: het helpt je niet om doden te raadplegen. Wat blijft is het profetische woord (22).
Aartsvader Abraham zei tegen de rijke man: āBovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.ā (Luk.16:26) Communicatie is blijkbaar wel mogelijk, zij het uitzonderlijk, maar voor doden is het niet mogelijk andere plaatsen te bezoeken.
Saul had het woord van de HEER verworpen, daarom heeft de HEER hem verworpen dat hij geen koning over IsraĆ«l zou zijn. (1Sam.15:26). De Geest van de HEER had Saul verlaten; in plaats daarvan stuurde de HEER hem een kwade geest, die hem kwelde (1Sam.16:14). Deze eenvoudige verklaring roept allerlei vragen bij de lezer op. āSaul vond de dood omdat hij de HEER ontrouw was geweest door niet uit te voeren wat de HEER hem had opgedragen. Ook had hij de geest van een dode geraadpleegd in plaats van de HEER om raad te vragen. Daarom had de HEER hem gedood en het koningschap laten overgaan op David, de zoon van IsaĆÆ.(23)Ā Dat Saul de geest van een dode op liet roepen wordt zeker niet als een compliment gezien, maar werd hem daarentegen aangerekend als een zware zonde.
2. Saul zocht informatie bij boze geesten en niet bij God, Die zich voor Saul afsloot.
De HERE antwoordde Saul noch in dromen, noch door de Urim (orakelstenen), noch door de profeten (25). Omdat hij het woord van de HEER had verworpen, had God Saul verworpen. Zelfs Gods woordvoerders, 85 priesters en de rest van de priesterstad Nob werden door Saul gedood, uit jaloezie en haat jegens David (26). Later nam Saul geen genoegen met het veelzeggende zwijgen van God, maar zocht wanhopig naar een dodenbezweerster. āDaar wil ik naar toegaan om antwoord te vinden op mijn vragen,ā zei hij tegen zijn dienaren. āā¦wilt u voor mij de geest van een dode raadplegen?ā verzocht hij de waarzegster, āwant ik weet niet wat ik moet doen.ā (1Sam.28:7, 8,15) Tussen Saul en God blijken dan twee middelaars te zijn: de waarzeggende vrouw en de vermeende profeet SamuĆ«l. In feite wil Saul niet het profetische Woord horen, maar zoekt hij een bevestiging, goedkeuring en zelfs bemoedigende woorden van voorspoed en succes. Saul wilde zich niet bekeren maar verhardde zijn hart. De vermeende profeet SamuĆ«l constateert echter dat ten nadele van Saul de teerling al geworpen is.
Ongehoorzaamheid is afgoderij en geeft een opening voor een boze geest. EenĀ boze geest van GodĀ (paradox!) voer in koning Saul en maakte hem angstig, jaloers en moorddadig (27). Zo was deze bezeten man in vertrouwd gezelschap bij deze bezeten waarzeggende vrouw. SamuĆ«l werd daarentegen door de Heilige Geest van God geleid. Omdat duisternis geen gemeenschap heeft met licht (28)Ā past SamuĆ«l niet in dit occulte gezelschap. Bovendien: het mindere gehoorzaamt aan het meerdere en niet andersom; de demon in de vrouw had dus nooit de ziel van een profeet kunnen oproepen. Dus riepen de demonen een andere demon op dieĀ zich voordeed als SamuĆ«l (29). āEen medium heeft niet de macht om gelovige zielen op te komen laten draven, zoals het haar of haar klanten uitkomt. Ook Jezus verklaarde dat het onmogelijk is dat iemand uit de doodā tevoorschijn komt of opgeroepen wordt om mensen op de aarde te waarschuwen. (Luk.16:31) Noch God noch Samuel zou zoān grote macht aan toverij toegekend hebben.ā (29a)
3. Niet Samuƫl, maar een boze geest die zich voordeed als Samuƫl, verscheen aan Saul. Hier is dus sprake van demonisch bedrog.
Tertullianus en zeer vele anderen, beschouwen de āgoddelijke gestalteā als een demon. Deze geest kende zowel SamuĆ«l als Saul. Als SamuĆ«l in lichamelijke vorm verscheen, hoe kwam het dan dat Saul zelf hem niet kon zien?
Volgens Schelling speelde het tafereel zich af in twee vertrekken: de persoon die de vrouw raadpleegt blijft wachten in het ene vertrek, terwijl het medium het contact met de dode legt in het andere. Zij ziet de profeet, maar hoort hem niet. Saul ziet daarentegen de profeet niet, maar hoort hem wel (30).
Tegenwerping: 1Sam. 28 doet het voorkomen als een echte gebeurtenis en niet als een nabootsing van Samuƫl door een boze geest.
Dat het een duivelse truc was, bleek uit het feit dat Saul zich neerwierp voor SamuĆ«l. De duivel wil namelijk aanbeden worden.Ā (Mat.4: 9, 10, Luk.4:7) Als hij SamuĆ«l echt was geweest, had hij zoān verering wel afgewezen.
Tegenwerping: voor koning David boog en knielde men ook neer, zonder dat we lezen van Davids protest tegen deze praktijk (31).
Bovendien vertelde deze zogenaamde SamuĆ«l in feite niets nieuws of het was voor de hand liggend. De boodschap van āSamuĆ«lā voor Saul is zonder hoop, ja fatalistisch. Niet het leven of overwinning, maar de dood en de nederlaag stond Saul te wachten. Zou de boodschap van God voor Saul niet veeleer het volgende moeten zijn: kniel voor God neer om je zonden te belijden, smeek om vergeving en verzoening. Bekeer je en God zal zich tot jou keren?! (32)
Tegenwerping: Saul had eerder wel zijn zonden toegegeven, maar het was toen meer opportunistische spijt dan echt berouw. SamuĆ«l oordeelde dat Saul het woord des HEREN had verworpen, en dat God daardoor Saul heeft verworpen (33). Dit klinkt definitief. Saul was daarom de korte rest van zijn leven dus kansloos en hopeloos. Saul belandde op het āpoint of no returnā, zoals eerder farao en later Judas (34). Slechts ƩƩn hoofdstuk verder lezen we dat Sauls opvolger en tegenhanger David, de man naar Gods hart, ook in het nauw is gedreven. Hij richt zich dan in de crisis niet tot afgoderij, maar tot God (35). Evenals Saul heeft David gezondigd, maar erkende zijn zonde en ontving vergeving en dus hoop. Denk aan zijn overspel met buurvrouw Batseba en de volkstelling (36). Ondanks zijn zonden bleef David de man naar Gods hart (37).
Hier blijkt sprake te zijn van een toneelstuk wat gebaseerd is op bedrog. Er bestaan inderdaad bedrieglijke wonderen (38). Dit past bij de aard van de duivel, bijgenaamd: leugenaar, vader (dus bron) van de leugen (39), die zich voor kan doen als een engel van het licht. āIn werkelijkheid hebben we te maken met demonen die zich nu eens niet voordoen als een āengel van het lichtā (2Kor.11:14) maar als de persoon in kwestie die in een seance wordt āopgeroepenā.ā (40)
Dat hier niet sprake is van Samuƫl, maar van een demonische werking is de opvatting van de meeste kerkvaders, Luther, Calvijn, de kanttekenaars van de Staten Vertaling en dr. A. Kuyper (41).
Voorbeelden uit de Bijbel dat God een boze geest of zelfs de satan gebruikt:
- God zendt een boze geest tussen de koning van Sichem, Abimelek en de burgers van Sichem (Richt. 9: 23 )
- Onder Gods toelating zette satan David aan tot een volkstelling. (1Kron. 21: 1, vgl. 2Sam. 24:1)
- De Here heeft een leugengeest gegeven in de mond van de profeten van koning Achab. Deze geest staat eerst voor Gods troon, en krijgt van Hem beperkte macht. (1Kon. 22:19-23)
- Een boze Geest des HERENĀ (NBV:Ā een kwade geest van de HEER) kwam over Saul en zette hem aan tot moord. (1Sam.19: 9, 10)
- Satan krijgt toestemming van God om eerst het bezit en later de gezondheid van Job af te pakken. Job geloofde in God, maar het omgekeerde is ook waar: God geloofde in Job en Hij neemt daarom de uitdaging van satan aan. (Job 1 en 2)
- Satan heeft geƫist Petrus en de andere discipelen te mogen verzoeken zoals men tarwe in een zeef door elkaar gooit. Dit verzoek wordt ingewilligd, maar de Hogepriester Jezus heeft voor hen gebeden zodat hij stand zal houden. Na driemaal ontkend te hebben dat Petrus iets met Jezus te maken had, is de breuk met zijn Heiland tussen Hemelvaart en Pinksteren geheeld. (Luk. 22: 31, 32, Joh. 21)
- Een engel van de satan werd gebruikt om Paulus niet hoogmoedig te laten worden. (2Kor. 12: 7)
God geeft satan en zijn trawanten blijkbaar beperkte macht. Toch is God Zelf niet de bron van het kwaad, noch heeft Hij kwade of duistere kanten. Hier doet zich de worsteling voor om God te doorgronden. Uiteraard is dit een absurde poging, immers God is de āgans Andereā, groter en anders dan we voor mogelijk houden. Hier blijkt ons menselijk verstand zo beperkt te zijn.
4. āSamuĆ«lā of de geest die zich als SamuĆ«l voordeed, voorspelde dat Saul en zijn zonen morgen bij mij zullen zijn (28: 19).
Wat wordt bedoeld met ābij mij zijnā? Waar werd SamuĆ«l verwacht? Bij de demonen, in het verblijf van de onrechtvaardigen (43).
Saul werd afgekeurd als koning, maar hem wordt niet expliciet de hemel ontzegd (44). Ex-koning Saul behoorde tot het uitverkoren volk. Hem overkwam waar David bang voor was: de Heilige Geest werd van hem weggenomen (45). In die tijd kwam de Heilige Geest slechts op de leiders (koning, priester en profeet) en niet op elke gelovige. Het wegnemen van de Heilige Geest duidt dus hier op het niet meer koning zijn. Staat Sauls naam geschreven in het boek van de levenden (46)? Naar welke plaats ging de ziel van Saul na zijn sterven? Naar de kwellingplaats in het dodenrijk (Hebreeuws: sheol of sjeool, Grieks: hades) of naar de troostplaats van de onderwereld van de geesten? Over deze onderwerpen nemen we een voortgaande openbaring in Gods Woord waar. Saul ging naar het foltering-gedeelte van het dodenrijk, terwijl Samuƫl naar het troostgedeelte van de onderwereld was vertrokken.
Allen dalen zonder onderscheid af naar de sjeool, de onderwereld waarin de doden verblijven (47). Er is dus nog geen sprake van, dat het een speciale plaats voor verdoemden is. Na de ballingschap echter begint men in Israƫl te geloven in de mogelijkheid van een opstanding. Dat houdt in dat zij die op mogen staan, slechts tijdelijk in het dodenrijk verblijven (48). Men gaat dan ook een onderscheid maken in een afdeling voor hen die zullen gaan opstaan en een afdeling voor hen die gedoemd zijn in het dodenrijk te blijven. Tenslotte breekt de gedachte baan dat de zielen der rechtvaardigen direct na het sterven de hemelse zaligheid ingaan. Daardoor wordt het dodenrijk meer en meer een strafplaats. Dus soms is het dodenrijk de verblijfplaats van alle gestorvenen (Hand. 2: 27, 31), soms is het alleen de verblijfplaats van de gestorven goddelozen (1Pet. 3: 19). Na hun dood gaan zij die in Christus geloven niet meer naar het dodenrijk, maar zijn direct bij hem in het paradijs (Luk.23:43, Fil.1: 23).
Kerkvaders als Justinus en Origines, meenden dat de profeet Samuƫl in het dodenrijk was: daar verbleven immers allen, ook de rechtvaardigen uit de oud-testamentische periode, tot de komst van Christus. Andere kerkvaders echter, die geloofden in een onmiddellijke opstanding van de rechtvaardigen in alle tijden, gingen hier tegenin, omdat ze het dodenrijk uitsluitend beschouwden als een strafplaats (49).
Een degelijke situatie speelt zich af na Davids affaire met Batseba. Als het kind dat hij verwekt heeft is geboren, sterft het na een ziekte al spoedig. David zegt dan: āMaar nu het dood is, wat zou ik nu nog vasten? Daarmee kan ik het toch niet terughalen. Ik ga naar hem toe; hij komt niet terug bij mij.ā(50)Ā Waar zal David zijn na zijn dood en waar zal deze zuigeling dus ookĀ zijn? David zal in de eerste plaats gedacht hebben aan het dodenrijk, daar waar alle doden zijn, en niet aan het paradijs of de hemel. Dat wil niet zeggen dat daar David niet komt, alleen zegt deze tekst dit niet duidelijk.
Ons past hier grote terughoudendheid. Want geen mens mag op de rechterstoel van God gaan zitten en een oordeel vellen over onze eeuwige bestemming.
5. Samuƫl heeft Saul tot zijn dood nooit meer gezien (51)
Vóórdat Saul naar de waarzegster ging, bleek de relatie tussen SamuĆ«l en Saul al beĆ«indigd. SamuĆ«l ging dus niet voort om Saul te zien, in de zin van bezoeken. NBV heeft: āSamuĆ«l heeft Saul nooit meer terugĀ willenĀ zien, maar hij treurde wel om hem.ā Zou dan de richter en profeet SamuĆ«lĀ tegen zijn wil zich door een zondige tovenares hebben laten oproepen? Zijn de geesten van doden, zelfs van gelovigen, dan onderworpen aan de occulte waarzeggers? Zou een vrouw die zich met deze uitdrukkelijk verboden praktijk van dodenbezwering bezighield, de macht hebben om zelfs een kind van God uit zijn bovenaardse rust bij God omlaag te halen ten believen van een door God verstotene? āSamuĆ«lā is niet blij, maar juist boos dat Saul weer contact met hem zocht: āāSamuĆ«l vroeg aan Saul: āWaarom heb je me opgeroepen en mijn rust verstoord?āā, om vervolgens te herhalen wat Saul al wist. (28:15) Nieuwe informatie was zijn toekomstige en onvermijdelijke noodlot. Zijn specifieke levenseinde werd dus toegevoegd.
6. Het komt slechts zelden voor dat een overleden persoon wordt opgeroepen tussen dood en opstanding.
In principe is de Almachtige in staat om doden uit het dodenrijk te laten opkomen, zo getuigde de als nog moeder geworden Hanna. (1Sam.2:6) Of moeten we het meer verstaan als in Ps. 30: 4: āHEER u trok mij uit het dodenrijk omhoog, ik daalde af in het graf, maar u hield mij in leven.ā Hier is dus van echt gestorven zijn nog geen sprake.
Maar de echt overleden en door God begraven Mozes werd na eeuwen wel weer gezien en gehoord op de berg der verheerlijking. Daar was ook de profeet Elia, die eens wel verlangde te sterven, maar daarentegen helemaal niet stierf want hij werd met een āhemelse taxiā thuisgehaald. Tot zijn eigen verrassing stierf Elia zelfs nƬet, noch een gewelddadige, noch een natuurlijke dood. Deze twee oudtestamentische personen in verheerlijkte vorm spraken met de Here Jezus over zijn uitgang (52). Deze verschijning was echter een daad van God en niet ontstaan door middel van een tovenaar of heks als medium.
Samuƫl was gestorven en behoorde tot de wereld der doden, die geen gemeenschap heeft met de wereld van de levenden (53). Als Samuƫl al inderdaad verscheen, was dit niet in zijn verheerlijkte vorm, want hij droeg zijn typerende aardse profetenmantel.
7. Het effect is dat Saul zich weer niet bekeerde, maar zijn ondergang tegemoet ging.
Satan en zijn demonen willen door middel van verleiding en misleiding mensen tot wanhoop en zelfmoord brengen. Zijn ultieme doel is om Gods plannen te dwarsbomen en kostbare mensen te vernietigen. Door je niet te bekeren is het noodlot onafwendbaar. Is hier sprake van selffulfilling prophecy? Van een voorspelling die wel uit moet komen, omdat het formuleren en het bekend raken ervan het gedrag waarop ze betrekking heeft, zodanig beĆÆnvloedt, dat zij uitkomt? Saul wilde juist voorkomen dat hij in de handen van de Filistijnen zou vallen. In het nauw gedreven gaf hij zijn wapendrager de opdracht āTrek je zwaard en steek me dood, want ik wil niet dat die onbesnedenen me doorboren en zich op me gaan uitleven (en de spot met me drijven)ā (1Sam.31: 4), maar uit respect voor de koning weigerde zijn wapendrager dit bevel uit te voeren. Daarop pleegde de wanhopige Saul zelfmoord. Niet het leven, maar dood triomfeert hier. De occulte waarzegster bleef in leven, maar de gezalfde koning stierf dramatisch. Wat voor zin had het om zijn ondergang te voorspellen? Is dit niet satans manier?
3. Bijbelcitaten
De Bijbel is over spiritisme glashelder. Zie de citaten uit de Nieuwe Bijbel Vertaling 21 en tussen [ ] uit de NBG 1951.
- Een tovenares mag niet in leven blijven. (Ex. 22: 17 (18)) De ongehoorzame Saul garandeerde dus ten onrechte dat geen schuld over haar zal komen. Op deze zonde stond de zwaarste straf.
- Laat je niet in met waarzeggerij en wolkenschouwerij [toverij]. (Lev. 19: 26)
- Raadpleeg geen geesten en schimmen [waarzeggende geesten] van doden. Wie zich tot hen wendt, verontreinigt zichzelf. Ik ben de HEER jullie God. (Lev. 19: 31)
- Ook wie zich met geesten en schimmen [waarzeggende geesten] inlaat zal ik straffen en uitstoten. (Lev. 20: 6)
- Een man of een vrouw die geesten of schimmen van doden [een waarzeggende geest bezit] laat spreken, moet ter dood gebracht worden. Zulke mensen moeten worden gestenigd en hebben hun dood aan zichzelf te wijten. (Lev. 20: 27)
- Wanneer u in het land komt, dat de HEER, uw God, u geven zal, mag u de verfoeilijke praktijken van de volken daar niet navolgen. Er mag bij u geen plaats zijn voor mensen die hun zoon of dochter als offer verbranden en evenmin voor waarzeggers, wolkenschouwers [wichelaar], wichelaars, tovenaars, en voor hen die geesten raadplegen of doden oproepen. Want de HEER verafschuwt mensen die zulke dingen doen, en om die verfoeilijke praktijken verdrijft hij de volken voor u. U moet volledig op de HEER, uw God, gericht zijn. Ook al luisteren de volken in het land dat u in bezit zult nemen wel naar wolkenschouwers en waarzeggers, Ćŗ heeft de HEER, uw God, dat verboden. Hij zal in uw midden profeten laten opstaan, profeten zoals ik. Naar hen moet u luisteren. (Deut. 18: 9-15)
- In de lijst van zonden van Israƫl lezen we: ze verbrandden hun zonen en dochters als offer, deden aan waarzeggerij en probeerden voortekens te lezen [en wichelarij gepleegd]. Zo tergden [krenkten] ze de HEER door zich erop toe te leggen te doen wat slecht is in zijn ogen. (2 Kon. 17: 17)
- Hij (koning Manasse) verbrandde zijn zoon als offer en liet zich in met wolkenschouwerij, wichelarij, geestenbezwering en waarzeggerij. [liet zich in met toverij en waarzeggerij en stelde bezweerders van doden en van geesten aan.] Hij tergde de HEER door voortdurend te doen wat slecht is in zijn ogen. (2 Kon. 21: 6)
- Ook zuiverde Josia het land van geestenbezweerders, waarzeggers, huisgoden, afgoden, kortom van alle verfoeilijke praktijken die in Juda en Jeruzalem voorkwamen. Zo kwam hij na wat beschreven stond in het wetboek dat de priester Chilkia in de tempel van de HEER had gevonden (2 Kon. 23: 24).
- Saul vond de dood omdat hij de HEER ontrouw was geweest door niet uit te voeren wat de HEER hem had opgedragen. Ook had hij de geest van een dode geraadpleegd in plaats van de HEER om raad te vragen. Daarom had de HEER hem gedood en het koningschap laten overgaan op David, de zoon van IsaĆÆ (1 Kron. 10: 13, 14).
- Hij (koning Manasse) deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij gaf zich over aan de verfoeilijke praktijken van de volken die de HEER had voor de IsraĆ«lieten verdreven had. Hij herstelde de offerplaatsen die zijn vader Jechizkia had laten slopen, richtte nieuwe altaren op voor BaƤls en maakte nieuwe Asjerapalen. Hij aanbad de hemellichamen en diende die. Hij richtte altaren op in de tempel van de HEER, waarvan de HEER had gezegd: āIn Jeruzalem zal mijn naam voor altijd wonenā, en plaatste op de beide voorhoven van de tempel altaren voor de hemellichamen. Hij verbrandde zijn zonen als offer in het Hinnomdal en liet zich in met wolkenschouwerij [toekomstvoorspellingen], wichelarij [waarzeggerij], magie [toverij], geestenbezwering en waarzeggerij [en stelde bezweerders van doden en van geesten aan]. Hij tergde de HEER door voortdurend te doen wat slecht is in zijn ogen. Zo liet hij bijvoorbeeld een godenbeeld bouwen, dat hij een plaats gaf in de tempel waarvan God tegen David en zijn zoon Salomo had gezegd: ⦠(2 Kron. 33: 2-7)
- Wanneer men jullie vraagt om de geesten van doden te raadplegen en naar fluisterende en mompelende waarzeggers te luisteren ā elk volk raadpleegt toch zijn goden en vraagt de doden toch om raad voor de levenden? ā ga dan alleen af op dit onderricht, op mijn getuigenis. Want de woorden van schimmen kunnen het kwaad niet bezweren. NBV: Spreek uitsluitend volgens deze woorden, waartegen geen bezwering bestand is. [En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen- zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden (vragen)? Tot de wet en de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.]Ā (Jes. 8: 19, 20)
- Luister niet naar je profeten, waarzeggers, droomuitleggers [dromers], wolkenschouwers [toekomstvoorspellers] en tovenaars, die jullie steeds oproepen je niet aan de koning van Babylonië te onderwerpen. Hun profetieën zijn leugens⦠(Jer. 27: 9, 10)
- Ook jullie moeten niet nadenken over wat je zult eten en wat je zult drinken, en jullie moeten je nietĀ door zorgen laten kwellenĀ (NBG: wees niet verontrustĀ 61). (Luc. 12: 29)
- Een andere keer toen we weer op weg waren naar de gebedsplaats, kwamen we een jonge slavin tegen die bezeten was door een geest en zo de toekomst kon voorspellen. Met haar waarzeggerij verdiende zij veel geld voor haar eigenaars. Terwijl ze achter Paulus en ons aanliep, schreeuwde ze aan ƩƩn stuk door: āDeze mensen zijn dienaren van de [ook te vertalen metĀ een] allerhoogste God en verkondigen u hoe u gered kunt woorden!ā Dat ging verscheidene dagen zo door. Toen Paulus er genoeg van kreeg, sprak hij de geest als volgt toe: āIk beveel je in de naam van Jezus Christus: verlaat haar!ā Op datzelfde moment ging de geest uit haar weg. (Hand. 16: 16-18) Gratis reclame uit de verkeerde geest werd dus niet op prijs gesteld.
De schrijver van het boek Samuƫl geeft sterk de indruk dat hier inderdaad de richter en profeet Samuƫl verscheen. Dit is dus op exegetische gronden van 1Sam. 28 en 1 Kron.10: 13, 14. Bijbels-theologisch echter komen we dan wel in moeilijkheden, zodat hier waarschijnlijk sprake is van de bekende uitzondering die de regel bevestigt. Vermeende dubbelzinnigheid levert een spanning op die we niet geforceerd willen oplossen, maar laten voortduren.
Sommige menen voor elke bijbeltekst wel een ātegentekstā te kunnen vinden, om zo Gods Woord te ontkrachten. Drie voorbeelden van schijnbare tegenstrijdigheden in de Bijbel:
- Sterrenwichelarij, astrologie is verboden terrein voor de christen (54). Maar de wijzen uit het oosten waren wel magiërs, astrologen en astronomen in één. Zij zijn een beschamend voorbeeld geworden voor de Joden, die uit hun profeten veel meer wisten, maar met die kennis niet in actie kwamen. Deze wijzen, in wezen occulte lui, hadden wèl een lange reis ervoor over om die nieuwe koning te ontmoeten en te aanbidden. Hiermee wordt de astrologie niet goed gepraat, want die is door God elders duidelijk afgekeurd (55).
- Prostitutie is duidelijk iets wat God verboden heeft (56). Toch wordt de hoer Rachab in de bijbel geprezen, maar niet voor haar werk als prostituee en haar verhaal is dus ook geen legitimatie voor prostitutie. Ze wordt wel geprezen om haar inzicht en geloof. Ze geloofde namelijk dat je van Israƫls God nooit kan winnen en dat je beter kunt buigen dan barsten. Ze gaf zichzelf liever over, dan dat ze weerstand bood. Door over te lopen redde zij door haar geloof haar eigen leven en dat van haar familie (57).
- Liegen is niet toegestaan |(58). Toch lijken leugenaars geprezen te worden. De Egyptische vroedvrouwen Sifra en Pua waren burgerlijk ongehoorzaam. Ze lieten de jongens ondanks het bevel toch in leven. Logen ze toen ze ter verantwoording werden geroepen? Treuzelden ze bij bevallingen, zodat ze telkens opzettelijk te laat waren? Het lijkt hier meer op een noodleugen. Toch wordt de noodleugen niet gepropageerd en ten voorbeeld voor ons gesteld, maar wel hun geloof en onderwerping aan de God van de Hebreeƫn (59). Het zegenen van Gods volk doet zegen over je komen. Maar als je je vergrijpt aan dit volk, komt het als een boemerang op jezelf terug (60). Farao heeft deze geestelijke wet in zijn leven zien werken.
4. Conclusie
Het verhaal uit 1Sam. 28 is moeilijk te begrijpen. Hoe we ook over Samuëls verschijning denken, welk standpunt we ook innemen, laten we ons in elk geval vasthouden aan wat wèl duidelijk is. We kijken daarom naar de principes voor gezonde Bijbelstudie:
- Vergelijk tekst met tekst.
- Laat duidelijke teksten licht schijnen op de onduidelijke teksten en niet andersom.
Zelf denk ik dat hier niet de echte Samuƫl verscheen, maar is er sprake van demonisch bedrog, dat een demon zich geraffineerd voordeed als Samuel, zoals telkens het geval is in spiritisme.
Ook al is uit de behandeling van het verhaal over koning Saul bij de waarzegster te Endor gebleken dat er diverse visies van theologen over bestaan, overweldigend en overtuigend zijn de vele teksten die waarzeggerij en het oproepen en raadplegen van doden verbieden.
Tenslotte: Volg steeds de weg die hij u heeft gewezen, dan zult u in leven blijven en er wĆØl bij varenā¦(62) God vraagt van ons geen begrip, maar geloof en gehoorzaamheid. Deze stelling kan koud en hard overkomen, vooral als het je loodzwaar valt een geliefde door de dood te moeten missen. Toch kunnen we bij rouwverwerking beter troost zoeken bij de Heilige Geest, ook wel Trooster genoemd, dan bij geesten van overledenen of zelfs boze geesten. Spirtisme is en blijft voor ons eigen bestwil verboden terrein.
5. Bronnen
[1]Ā Kerkblad āCentraal Contactā, okt. 2005
[2]Ā Op de bank bij een medium Veel christenen kijken naar Char, Mirjam van der Vegt, Visie, 18-24 feb. 2006, pp. 72-75
[3]Ā Gregorius van Nyssa gebruikte reeds als een van de weinigen een Grieks woord dat met āheksā, ātovenaresā vertaald moet worden en niet met āwaarzegsterā.Ā Goddelijke wezens uit de aarde Griekse kerkvaders over de āheksā van Endor, vertaald en toegelicht door dr. M.F.G. Parmentier (Kampen:Kok, 1989), p. 86
[4]Ā Voor dit artikel zijn geraadpleegd:Ā Op de bank in Endor, Koert van Bekkum, Nederlands Dagblad, 19-11-2005 enĀ Goddelijke wezens uit de aarde Griekse kerkvaders over de āheksā van Endor, vertaald en toegelicht door dr. M.F.G. Parmentier (Kampen: Kok, 1989)
[5]Ā Naar:Ā Jensenās survey of the Old testament, I.L. Jensen, (Chicago: Moody Press, 1978), p. 174
[6]Ā dr. P. Schelling,Ā Paranormale verschijnselen, Pastoraal-bijbelse overwegingenĀ (Kampen: Kok, 2e druk 1992), p. 94
[7]Ā Dakeās Annotated Reference Bible, The Holy Bible (King James Version) F.J. Dake (Lawrenceville, Georgia: Dake Bible Sales Inc., 7e druk: 1973) p.330:Ā 9 proofs that this was not Samuel.
[8]Ā Verklaring van Reginald Scotus, Balth. Becker, Thenius, Ant. van DaleĀ Commentary on the Old Testament in ten volumes, Volume II, C.F. Keil en F. Delitzsch (Grand Rapids, Michigan: W.B. Eerdmans, 1982) p. 266
[9] Citaat van De Graaf in Samuël, Korte verklaring van de Heilige Schrift, eerste deel, dr. C.J. Goslinga (Kampen: Kok, 5e druk zj), pp. 329, 330; ds. J.H. Velema, Veelvuldig vragen naar de weg (Kampen: Kok/Voorhoeve, 1990), pp. 25 en 118.
[10]Ā Hard sayings of the Bible, Walter C. Kaiser, Peter H. Davids, F.F. Bruce, Manfred T. Brauch (Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 1996), p. 218
[10a] Wilkin van de Kamp, Geboren om vrij te zijn Handboek bevrijdingspastoraat (Aalten: Vrij zijn, zj., 5e druk) p.282
[11]Ā Parmentier p.127 enĀ Commentary on the Old Testament in ten volumes, Volume II, C.F. Keil en F. Delitzsch (Grand Rapids, Michigan: W.B. Eerdmans, 1982), p. 266
[12]Ā Hard sayings of the Bible, Walter C. Kaiser, Peter H. Davids, F.F. Bruce, Manfred T. Brauch (Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 1996), p. 217
[12a] Wilkin van de Kamp, Geboren om vrij te zijn Handboek bevrijdingspastoraat (Aalten: Vrij zijn, zj., 5e druk) p.283
[13]Ā Luc. 11:5-8,Ā Commentary on the Old Testament in ten volumes, Volume II, C.F. Keil en F. Delitzsch (Grand Rapids, Michigan: W.B. Eerdmans, 1982), p. 267
[14]Ā Deut. 13:1-5
[15]Ā 1Joh. 4:1
[16]Ā Parmentier, p.18
[17]Ā 1Sam. 15: 27, 28
[18]Ā Septuagint : goddelijke wezens, Parmentier p.17
[19]Ā Commentary on the Old Testament in ten volumes, Volume II, C.F. Keil en F. Delitzsch (Grand Rapids, Michigan: W.B. Eerdmans, 1982) p. 266
[20]Ā Parmentier, p .32
[21]Ā Willibrord vertaling. Andere vertaling van 46:22: āTot het einde van zijn leven bleek zijn inzicht juist in de ogen van JahwĆØ en van alle levenden. Ja zelfs na zijn dood liet hij zich bevragen en openbaarde de koning het over hem besloten lot; hij verhief voorzeggend zijn stem uit de aarde om uit te delgen de zonde van het volk.āĀ SamuĆ«l en Saul, D.J. Baarslag Dzn (Baarn: Bosch & Keuning, zj) p. 118
Nog meer over SamuĆ«l en Saul inĀ Apocriefe Boeken, Lutherse VertalingĀ (Amsterdam: Het Nederlandsch Bijbelgenootschap 1968), Jezus Sirach 46:23, p. 79: āEn toen hij nu ontslapen was, profeteerde hij en verkondigde de koning zijn einde en liet zich horen uit de aarde en profeteerde, dat de goddeloze lieden zouden omkomen.ā
[21a] ds. J.H. Velema, Veelvuldig vragen naar de weg (Kampen: Kok/Voorhoeve, 1990), p. 25, 26)
[22] dr. P. Schelling, Paranormale verschijnselen, Pastoraal-bijbelse overwegingenĀ (Kampen: Kok, 2e druk 1992) p. 95
[23]Ā 1Kron. 10:13, 14
[24]Ā Num. 22-24
[25]Ā 1Sam. 28:6
[26]Ā 1Sam. 15:23, 26, 1Sam. 22
[27]Ā 1Sam. 15:23, 16:14-23, 19:9 Saul was ook onder invloed van de Geest Gods: 1Sam.19:18-24
[28] 1Kor. 6:14
[29] aldus ook Pionius (+ 300 na Chr.) Parmentier, p . 36
[29a] Wilkin van de Kamp, Geboren om vrij te zijn Handboek bevrijdingspastoraat (Aalten: Vrij zijn, zj., 5e druk) p.282
[30]Ā dr. P. Schelling,Ā Paranormale verschijnselen, Pastoraal-bijbelse overwegingenĀ (Kampen: Kok, 2e druk 1992) p. 94
[31]Ā 1Kron. 29 :20
[32]Ā vgl. Eustathius, Parmentier, pp. 57, 58
[33]Ā 1Sam. 15(:26)
[34] De farao bereikte dit punt. Maar mogen we Saul, de gezalfde van Heer en koning van Israël, vergelijken met de heidense koning van Egypte? Vele kansen kreeg farao om zich na die plagen of slagen te bekeren. Farao verzette zich echter, hij verhardde zelf zijn hart. Daarna kon hij niet meer terug, want ook God verhardde zijn hart. Ex.7:3, 13, 22, 8:15, 19, 32, 9:7, 12, 34,35, 10:1, 20, 27, 11:10, 14:4, 8, 17. Voor de discipel Judas was er evenmin een weg meer terug. Luk.22:1-6, 21, 47,48
[35]Ā 1Sam. 30(:6)
[36]Ā 2Sam. 11 en 12, vooral 12:13; 2Sam.24:10
[37]Ā 1Sam. 13:14
[38]Ā 2Thes. 2:9
[39]Ā Joh. 8:44
[40] Wilkin van de Kamp, Geboren om vrij te zijn Handboek bevrijdingspastoraat (Aalten: Vrij zijn, zj., 5e druk) p.280
[41] Samuël, Korte verklaring van de Heilige Schrift, eerste deel, dr. C.J. Goslinga (Kampen: Kok, 5e druk zj) p. 329, Commentary on the Old Testament in ten volumes, Volume II, C.F. Keil en F. Delitzsch (Grand Rapids, Michigan: W.B. Eerdmans, 1982) p. 265; ds. J.H. Velema, Veelvuldig vragen naar de weg (Kampen: Kok/Voorhoeve, 1990), p. 24
[42]Ā Parmentier, p.39
[43]Ā volgens Gregorius van Nyssa, Parmentier, p. 86
[44]Ā 1Sam. 15:26
[45]Ā Ps.Ā 51:13
[46]Ā Ex.32:32, Ps.69:29, Op. 3:5
[47]Ā Ps. 89:49
[48]Ā Jes. 26:19
[49]Ā Parmentier, pp.12-14
[50]Ā 2Sam. 12:23
[51]Ā 1Sam. 15:35
[52]Ā Mat. 17:1-8, Mark. 9:2-13, Luk. 9:28-36
[53]Ā Pred. 9:5,6,10, Job 7:9, Ps. 146:4, Jes .63:16
[54]Ā Deut. 17:2-7, 18:10-14, 32:37,38, 2Kon. 23:5, Jes. 47:13
[55]Ā Num. 24:17, Dan. 9:25
[56]Ā Ef. 5:3,
[57] Joz. 2 en 6, Mat. 1:5, Hebr. 11:31, Jak. 2:25
[58]Ā Ex. 20:16, 23:1, Lev. 19:11, Deut. 5:20, Mat. 19:18, Mark. 10:19, Luk. 18:20, Rom. 13:9, Kol. 3:9, Jak. 3:14
[59]Ā Ex. 1:15-22
[60]Ā Gen. 12:3, 27:29, Num. 22:6, 24:9
[61]Ā āGr. meteorize, to raise in mid-air, suspend, fluctuate, be anxious, or be carried about as meteors moved about with the currents, tossed up and down between hope and fear. The rebuke concerns the heathen who superstitiously seek guidance by meteors, planets, signs of the zodiac and all the magic and witchcraft and traffic with demons in the name of astrology, etc. which are condemned by Scripture.āĀ Dakeās Annotated Reference Bible, The Holy Bible (King James Version) F.J. Dake (Lawrenceville, Georgia: Dake Bible Sales Inc., 7e druk: 1973), p. 75
[62]Ā Deut. 5:33