In een openbare campagne over de betrekkingen tussen de religies in het Westen, zeggen sommige voorgangers dat wij allen dezelfde God aanbidden. Christenen kunnen misĀschien bedrogen worden, maar de moslims niet. Zij geloven niet dat beide religies dezelfde God bereiken. Het is belangrijk de beĀtekenis van twee Arabische woorden te kennen die herhaaldelijk in de Koran voorkomen. Het eerste is āKaffaraā, het werkwoord waarvan het woord āKoffarā afgeleid is. (Dat woord betekent: de ongelovigen, of: zij die niet in de islam geloven).1Ā De Arabische tekst gebruikt echter het woord āKuffarā; de vertaler vertaalt het met āongelovigenā. Dit is een misleidende vertaling. De vertaler wil niet dat Westerlingen begrijpen, dat de Koran hen ongeloviĀgen noemt, alleen omdat zij geen moslims zijn.
Het tweede woord is āMushrekeenā. Dat woord betekent: zij die Allah niet aanbidden, of: zij die meer dan ƩƩn god aanbidden. Daarmee worden Christenen en heidenen bedoeld. De Koran is in het Arabisch geschreven. De Engelse vertaling voor WesterlinĀgen is afgezwakt; veel is veranderd en aangepast aan de wesĀterse mentaliteit. De Koran gebruikt de bovengenoemde woorden om Christenen en andere nietāmoslims aan te duiden.
2. De Islam leert het volgende:
- De enige religie voor God is de Islam (Soera 3:19).2
- Ongelovigen zijn zij die God (Allah) en Zijn bode MoĀhammed niet gehoorzamen. āZeg: gehoorzaam God en Zijn apostel (Mohammed); maar als zij afvallen heeft God hen (āKoffarā) niet lief die het geloof verwerpenā (Soera 3:23). Daarmee wordt bedoeld dat Christenen Allah en zijn bode Mohammed niet gehoorzamen.
- De gelovigen (moslims, omdat de enige religie voor God de islam is, zoals in punt 1 genoemd) kunnen geen onĀgelovigen (Christenen en Joden) als vrienden en helpers hebben. āLaten de gelovigen geen āKoffarā (ongeloviĀgen) als vrienden en helpers hebben in plaats van geloĀvigen; als iemand dat doet, zal hij door Allah nergens in geholpen wordenā (Soera 3:28). Andere vertalers verklaĀren dat ongelovigen (nietāmoslims) niet bij God behoren.
- Allah heeft Mohammed en zijn volgelingen opgedragen om tegen de āKoffarā, zij die niet in de Islam geloven, te vechten. āBestrijd hen (āKoffarā) die niet in Allah en de Jongste Dag geloven, noch de religie van de waarheid (de islam) geloven, (zelfs al horen zij bij de mensen van het boek (Christenen en Joden)ā¦ā (Soera 9: 29).
- De nietāmoslims zijn onrein. Zij mogen niet bij Mekka en de Heilige Moskee komen. āO, gij die gelooft! De heideĀnen, āMuskrekeenā (nietāmoslims) zijn onrein. Laat hen na dit jaar niet bij de Heilige Moskee komenā( Soera 9:28). Een christen kan Mekka niet bezoeken. SaoediĀ-ArabiĆ« heeft een snelweg om Mekka heen laten aanlegĀgen voor christenen, die langs Mekka naar andere beĀstemmingen moeten. Osama Bin Laden is zijn oorlog tegen Amerika begonnen, omdat ongelovigen (christeĀnen) naar SaoediāArabiĆ« zijn gegaan en daarmee het heilige land van de profeet Mohammed ontwijd hebben.
- De Koran heeft duidelijk verklaard dat āKoffarā die mensen zijn, die zeggen dat Jezus Christus de Zoon van God is die geloven in de Drieāeenheid. In Soera 5: 72 lezen we: āZij (āKaffaraā) lasteren die zeggen: āAllah is Christus, de zoon van Mariaā. Wie andere goden aan Allah toeĀvoegt, zal de tuin ontzegd worden en het vuur zal zijn verblijfplaats zijnā.
- We lezen ook in Soera 5: 73: āZij (āKaffaraā) lasteren die zeggen: Allah is een van de drie in de Drieāeenheid, want er is geen god behalve de ene God. Als zij niet ophouden met lasteren, zullen de lasteraars (āKoffarā) ernstig gestraft worden.ā
3. Misverstand
De Koran beschouwt christenen als mensen die niet geloven en die meer dan ƩƩn god aanbidden (āKaffaraāen āMushrekeenā), hoewel Mohammed in andere Soeraās aarĀdige dingen over Christenen probeerde te zeggen om hen te lokken; daarom noemt hij hen āmensen van het boekā. Hij zei zelfs tegen hen: āOnze Allah en uw Allah is ƩƩnā (Soera 29: 46). Toen Mohammed zijn eigen soort religie niet kon vormen, verwierp hij de mensen van het boek. Toen hij uit Mekka naar Medina verhuisde veranderde zijn houding. Deze exĀtreme tegenstelling, in deze twee delen van de Koran, doet denken aan het contrast zoals men dat aantreft in een gespleten persoonlijkheid.
Als ongelovigen zijn christenen het mikpunt van MohamĀmed en zijn volgelingen. Daarom vroeg Mohammed aan zijn volgelingen in Soera 8: 39 om hen te doden en aan te vallen, waar men hen ook aantrof.Ā Tenslotte nam Mohammed deel aan meer dan 20 campagnes om nietāmoslims te doden toen de islam met het zwaard veroĀveringen uitvoerde en nietāmoslims in heel NoordāAfrika en een groot deel van Europa fysiek tot slavernij bracht.
Auteur: Dr. Saleem Almahdy ~. Bron: De stem der martelaren, maandblad van Hulp aan de Verdrukte Kerk, juli 2002. ~ St.-Bernardsesteenweg 36, B-2620 Hemiksem.
1Ā Vandaar komt het bekende scheldwoord ākafferā!
2Ā Een Soera is een hoofdstuk uit de Koran.