Waarom ging Augustinus over van de geloofsdoop naar de kinderdoop? Was dat terecht?

| Aangepast 04-03-2025 | Geplaatst 02-10-2024 | Leestijd 11 minuten

Augustinus van Hippo, een van de meest invloedrijke kerkvaders in de christelijke geschiedenis, verdedigde oorspronkelijk de geloofsdoop, maar maakte later een opvallende draai naar de kinderdoop. Deze wijziging in zijn theologie had veel impact op de kerkgeschiedenis en leidde tot verwarring en misleiding. In dit artikel wordt aangegeven hoe Augustinus' visie op de doop zich ontwikkelde en welke invloed dit had op latere generaties. De Bijbelse geloofsdoop, zoals gepraktiseerd in het Nieuwe Testament, wordt hier tegenover gezet. Hoewel Augustinus' keuzes begrijpelijk zijn vanuit de context van zijn tijd, blijft de vraag of ze werkelijk stroken met de Bijbelse leer. Het volgen van Christus vraagt om bewuste keuzes, zoals de geloofsdoop, waarmee een diepere relatie met God wordt bevestigd en het pad naar geestelijke groei wordt geopend.

1. Inleiding

Augustinus van Hippo, ook wel Sint-Augustinus genoemd, leefde van 354 tot 430 na Christus. Hij werd geboren in het provinciestadje Thagaste (nu Souk Ahras) in het oosten van Algerije, vlak bij de grens met Tunesië. Hij was bisschop van Hippo, theoloog, filosoof en kerkvader. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste kerkvader van het Westen. Tot zijn bekendste werken behoren de Confessiones (Belijdenissen) en De civitate Dei (De stad van God).

Veel christenen kennen zijn naam, maar wat velen niet weten is dat deze kerkvader aanvankelijk de Bijbelse geloofsdoop predikte, maar later de kinderdoop ging verdedigen. Vanwaar deze gewijzigde opstelling?

Naar aanleiding van mijn reactie op een podcast van het Nederlands Dagblad op 16 februari 2024 dat ging over de doop (#143 Een of twee keer dopen? – Dick en Daniël Geloven het Wel – Apple Podcasts), ontving ik het prachtige en informatieve boek Christus volgen. Doop en avondmaal in de Vroege Kerk, geschreven door de classicus en filoloog dr. M.A. van Willigen. 

Ik ben verbijsterd door wat Augustinus leerde over de kinder’doop’.

In verband met het onderwerp van dit artikel heb ik vooral de hoofdstukken 8 t/m 10 van het boek intensief gelezen. Hieronder verwijs ik steeds naar dit boek. Ik was al diep overtuigd van de geloofsdoop als de door de Bijbel (Nieuwe Testament) bedoelde doop (zie het artikel Zijn er waterdichte argumenten voor de geloofsdoop?, en die overtuiging is nog meer versterkt. En de lijst met zogenaamde. argumenten voor de kinderbesprenging/besprenkeling (men noemt dat ‘doop’, ook al is dat niet de door de Bijbel bedoelde doop) die weerlegd kunnen en moeten worden, is nog langer geworden. Ik moet zeggen dat ik nogal verbijsterd ben door wat Augustinus leerde over de kinder’doop’. Hieronder zal dat worden toegelicht.

2. Het motief van de doop (Paragraaf 8. ‘Van volwassendoop naar kinderdoop’)

Op pag. 128 komt het motief voor de doop aan de orde. Wat dat betreft, kan het volgende worden opgemerkt. Indien iemand nog geen keuze voor Jezus heeft gemaakt, dan is de (geloofs)doop uiteraard nog niet aan de orde, maar als iemand gelooft dat Jezus voor zijn of haar zonden gestorven is, dan mag worden aangenomen dat men zich in gehoorzaamheid graag wil laten dopen. Door de doop laat de dopeling publiekelijk blijken dat hij/zij Jezus wil volgen. Bovendien is het volgens Hand. 2:38, 10:48, 22:16 een opdracht om zich te laten dopen.

Aan het einde van de vierde eeuw ontstond echter de tendens om de volwassendoop (geloofsdoop) uit te stellen. Het vermeende ‘voordeel’ was dat men het christelijke leven dan nog niet zo nauw hoefde te nemen. De keuze voor Jezus was kennelijk nog niet echt en niet van harte. En als men ernstig ziek werd, kon men zich alsnog ‘voor de veiligheid’ laten dopen, zo dacht men. Augustinus vond deze ontwikkeling ontoelaatbaar: zo dreigde de doop naar de marge te verschuiven (citaat uit https://heiligedoop.nl/recensies/vanwilligen/). Maar je laten dopen voor de veiligheid is mijns inziens geen zuiver motief. Bovendien, de doop als zodanig rédt niet, maar alleen het persoonlijke geloof in het volbrachte offer van de Heer Jezus Christus.

In het kader van het motief van de doop kwam het misverstand van de erfzonde aan de orde (pag. 129). Vele christenen denken dat kinderen de zonden van de ouders erven. Maar mijns inziens erft men niet de zonden van de ouders maar de gevolgen van de zonden van de ouders. Denk bijvoorbeeld aan een drugsbaby van een aan drugs verslaafde moeder. Het kind zelf blijkt ook verslaafd te zijn, maar dat komt niet door eigen zonden (in casu drugsgebruik), maar door de gevolgen van de verslaving van de moeder. Bovendien wordt een mens niet rein gewassen door de doop (ook al lijkt dat lijkt Ef. 5:26 dat te suggereren), en wordt de (zogenaamde erf)zonde niet weggenomen. Alleen door het persoonlijk geloof in het reinigend bloed van Jezus wordt iemand verlost van zonde (Joh. 1:29; 1 Joh. 1:7).

Uiteraard zal elke kind na verloop van tijd zelf gaan zondigen.

Om misverstanden over ‘erfzonde’ te voorkomen, uiteraard zal elke kind na verloop van tijd zelf gaan zondigen.

De op een aantal pagina’s in het boek van dr. van Willigen genoemde tekst Ps. 51:7 gaat overigens niet over erfzonde. Algemeen wordt aangenomen dat David verwekt is door overspel van zijn vader. David had namelijk een heel ander uiterlijk dan zijn broers en hij werd in tegenstelling tot zijn andere broers niet door zijn vader Isaï opgeroepen toen de richter en profeet Samuel een nieuwe koning zocht (1 Sam.16). Dat zijn aanwijzingen dat David een zogenaamd onwettig kind was

3. Dubieuze argumenten

Augustinus “vond het beter de kinderen van gelovige ouders in hun vroege jeugd te dopen zodat ze hun doop later in hun leven niet meer konden uitstellen” (pag. 129). Allereerst is het motief niet juist, want de wens van Augustinus was een reactie op de bestaande lauwheid van ‘christenen’ om zich niet te willen toewijden aan Jezus Christus. Bovendien is de kinder’doop’ niet te verdedigen op grond van de Schrift maar op een misinterpretatie ervan. Ook “Laat de kinderen tot mij komen” (onder andere Mark. 10:14; Luk. 18:16) en “wordt als de kinderen” (Matt. 18:3) zijn geen argumenten voor de kinderdoop, zoals is toegelicht in het artikel Zijn er waterdichte argumenten voor de geloofsdoop? (De meest recente artikelen van onze auteurs (stichtingpromise.com)). Immers, Jezus doopte de kinderen niet maar zegende hen, bedoeld ter bescherming van hen. En het gaat erom dat wij als volwassenen de gezindheid/gesteldheid (ontvankelijk, afhankelijk) van een kind moeten hebben.

Op pag. 130 lees ik met instemming: “Na zijn bekering heeft Augustinus een zeer sterk verlangen om gedoopt te worden”. Ja, zo behoort het te zijn, en niet anders! Daarom is het des te vreemder dat de kerkvader later is overgegaan naar het op verkeerde gronden verdedigen van de kinderdoop. Augustinus vond de doop van kinderen van gelovige ouders beter (en zelfs noodzakelijk voor het behoud van de kinderen) dan de volwassendoop. Hij baseert zich op Johannes 3:5. Maar wie in die tekst het water in fysieke zin wil opvatten, kan dat alleen doen in geval van de geloofsdoop waar sprake is van zowel wedergeboorte door geloof als van onderdompeling.

Men kan zich afvragen: heeft Augustinus er dan nooit van gehoord dat de kinderen geheiligd zijn in de gelovige ouder(s), en dat de kinder’doop’ daarom dus niet eens nodig is? Heiligen wil zeggen: apart zetten. Kinderen die in een gezin opgroeien waarvan de ouders christen zijn in woord en daad, zijn bevoorrecht om het evangelie te horen en voorgeleefd te zien worden. Dus zullen de ouders de kinderen wel opvoeden ’in de vreze des Heren’ opdat zij later zelf voor de Heer kunnen kiezen, en zich laten dopen door onderdompeling.

Dat ieder mens gezondigd heeft en schuldig is, is duidelijk. Dat is echter geen argument voor de kinderbesprenkeling, maar geeft alleen aan dat voor ieder mens persoonlijk geloof in Jezus Christus noodzakelijk is om verlost te worden van de zondeschuld.

4. Wat doet de doop wel en niet?

Augustinus besefte als geen ander de betekenis van de doop (pag. 134). Ook ik ontken het belang van de (geloofs)doop uiteraard niet, maar de overtrokken betekenis die hij aan de doop gaf (hij dacht dat de doop als zodanig je een beter christen maakt), was mede de oorzaak van zijn on-Bijbelse visie op de zo vroeg mogelijke kinderbesprenkeling, ook al noemde hij dat ‘doop’. Wellicht speelde het verleden van Augustinus, toen hij nog niet bekeerd was, een rol in zijn visie. Dat Augustinus vroeger zondigde (jarenlang leefde hij samen met een concubine) kwam omdat hij niet bekeerd was. En niet omdat hij niet gedoopt was. En het feit dat je niet gedoopt bent, geeft een mens geen vrijbrief om maar te zondigen.

De doop is geen middel tegen ziekte (p. 136). En evenmin een reinigingsmiddel (p. 137) want alleen het bloed van Jezus reinigt ons van de zondeschuld. Niet de doop als zodanig weerhoudt ons van een zondig leven, maar onze persoonlijke keuze om Jezus als Verlosser en Heer te aanvaarden en je aan Hem en God toe te wijden*. De geloofsdoop is een uitbeelding ervan dat je publiekelijk laat weten dat je Jezus hebt aangenomen en dat je met Hem een nieuw leven wil gaan beginnen en voor Hem wil gaan leven (als kind van God).

Te weten dat Jezus onze zonden heeft vergeven, dat je een nieuwe schepping bent geworden, dat je een kind van God bent geworden en dat Hij nu onze Leidsman is, dat zijn de redenen waarom je je oude leven graag wil “begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid van het leven zouden wandelen” (Rom. 6:4).

5. Geloof en besef niet nodig voor de doop? (Paragraaf 9: “De legitimatie van de kinderdoop in de Vroege Kerk”)

Het feit dat een kind nog niet gelooft, was voor Augustinus geen beletsel voor de kinderdoop. Dit is toch volstrekt onbegrijpelijk omdat de Bijbel in Markus 16:16 toch heel duidelijk aangeeft dat wie gelooft zich laat dopen!

In Gods Woord nergens sprake is van de opdracht tot het dopen van baby’s.

Wat was zijn argumentatie? Er zou een overeenkomst bestaan tussen de door God aan de gelovige ouders gegeven opdracht tot besnijdenis en kinder’doop’. Allereerst moet worden opgemerkt dat er in Gods Woord nergens sprake is van de opdracht tot het dopen van baby’s. Aanhangers van de kinderdoop wijzen vaak op de zgn. gezins- of huisteksten in het boek Handelingen (huis van Cornelius, Lydia, Stephanus, gevangenbewaarder van Filippi) want daaruit zou zijn af te leiden zijn dat ook baby’s en kleine kinderen zouden zijn gedoopt. Maar uit nauwkeurig lezen van de desbetreffende teksten kan men afleiden dat alleen zij die het Woord gehoord hadden (bijv. Hand. 10:44-48) en de Heilige Geest ontvingen (vers 45) en in nieuwe tongen spraken (vers 46) gedoopt werden. Zuigelingen en baby’s kunnen nog niet naar het woord van God luisteren en het begrijpen.

En nog afgezien van het feit dat de besnijdenis alleen jongens betrof, is bij de besnijdenis geen sprake van persoonlijk geloof van het kind, terwijl dit bij de (geloofs)doop wel het geval moet zijn. Dus Augustinus’ ‘legitimatie’ van de kinder’doop’ aan de hand van de besnijdenis (pag. 153) onterecht. De besnijdenis betreft in natuurlijke zin pasgeboren jongens, terwijl de doop de (in gééstelijke zin pasgeboren) gelovigen betreft, die qua leeftijd al (jong)volwassenen zijn.

En in zijn ‘argumentatie’ schrijft Augustinus: “Immers, het feit dat ze tijdens de kinderdoop nog niet geloven, is niet het gevolg van hun goddeloze wil, maar een gevolg van de hulpeloosheid van hun leeftijd omdat zij nog niet met hun hart kunnen geloven tot rechtvaardigheid en niet met hun mond kunnen belijden tot zaligheid” (pag. 158). Dit is op zich uiteraard waar maar geen argument voor de kinder’doop’. En verder wijst Augustinus erop dat God na de kinderdoop aan het kind wel het geloof zal geven.

Heel vreemd is het dat Augustinus betoogde dat ook besef hebben van de doop geen voorwaarde is voor het ondergaan van de doop (lees: doopritueel). Want Augustinus meende dat het kind later het belang van de doop wel zal beseffen en zal gaan geloven. Maar ook dat is toch de omgekeerde volgorde! Immers, wie gelooft en zich daarvan bewust is en dat dus ten volle beseft, die laat zich dopen.

Opmerkelijk is dat Augustinus de wedergeboorte een sacrament** noemt. Want de wedergeboorte is datgene wat God Zelf doet in onze geest als wij Jezus als Verlosser aanvaarden. Dat gebeurt bij onze bekering. Alleen persoonlijk geloof en aanneming van Jezus als Heer is de basis voor de doop (uiteraard de geloofsdoop). Vervolgens heeft men de doop in en vervulling met de Heilige Geest nodig om als een volwaardig christen (als soldaat in de geestelijke strijd) te kunnen leven en de liefde en kracht van Gods Koninkrijk te kunnen uitdragen. Zie Hebreeën 6: 1 en 2 over het fundament van het geloof.

6. Conclusie

Het is toch wel triest dat een zeer invloedrijke kerkvader als Augustinus zich heeft laten misleiden (hij had mijns inziens beter kunnen weten) om later tot een on-Bijbelse doopopvatting te komen die in de kerkgeschiedenis zo ontstellend veel misleiding en ellende heeft veroorzaakt. En vooral ook bedroevend omdat de aanleiding van zijn visie op de doop een slap christendom was dat de doop wilde uitstellen, en wat niet bereid was Jezus te volgen Die Zijn leven voor ons over had.

Uiteraard is de keuze om je te laten dopen een hele grote stap, en het kan vooraf best veel geestelijke strijd betekenen, maar het gaat er toch om voor je leven en de eeuwigheid de juiste keuze te maken door Jezus te volgen? Dan pas kan God een mens op zijn/haar bestemming brengen en het beeld van Jezus in ons gaan vormen, zoals Hij dat voor de grondlegging der wereld al bedoeld heeft. Daarmee is niet gezegd dat christenen die (nog) niet gedoopt zijn of ‘verkeerd’ gedoopt zijn, onvruchtbaar zouden zijn in Gods koninkrijk. Uiteraard is God altijd barmhartig en graag bereid ons te vergeven als wij onze tekortkomingen en zonden belijden.

*Vergelijking doop en trouwring

De kinder’doop’ en de geloofsdoop zijn op zich geen garantie voor een waarlijk christelijk leven, maar alleen een aan de Heer toegewijd leven. De geloofsdoop door onderdompeling is wel het teken van een geloofskeuze waarop men later ‘kan terugvallen’ als men door aanvechting, twijfel etc. wordt aangevallen, en dat men dan zegt: “Ik blijf trouw aan mijn keuze voor Jezus. Ik ben niet meer van mezelf, ik ben Gods eigendom, gekocht en betaald met Jezus’ bloed”.

Een trouwring is op zich geen garantie voor een goed huwelijk, maar alleen de toewijding en liefde van de beide echtgenoten. De aanwezigheid van de trouwring aan een van de vingers kan in gevallen van twijfel of aanvechting je wel bij je trouwbelofte bepalen.

** Overigens zou ik ook de geloofsdoop door onderdompeling op zich geen sacrament noemen, maar liever een zichtbare, symbolische uitbeelding (namelijk het oude leven begraven in het watergraf) van de (innerlijke) bekering die aan de geloofsdoop vooraf is gegaan.

Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur / vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.

Help je mee?

Heb je een artikel gelezen en heeft het je geholpen? We zouden het waarderen als je een paar euro overmaakt, zodat de website online beschikbaar blijft.

Meer lezen?

Share This