Het scheppingsverhaal: diepzinnig en waar 

| Aangepast 27-03-2025 | Geplaatst 04-01-2015 | Leestijd 20 minuten

Het Darwinisme heeft het Gods- en mensbeeld en de Bijbelbeschouwing van veel mensen ingrijpend veranderd. Velen zijn door het evolutionisme aan het twijfelen gebracht en hebben zelfs het christelijke geloof vaarwel gezegd. Het scheppingsverhaal wordt als een mythe afgedaan en God staat als Schepper aan de zijlijn of Hij bestaat zelfs helemaal niet meer. Daarom wil Martie Dieperink in dit artikel voor het scheppingsverhaal opkomen en God de eer geven die Hem als Schepper toekomt, en hoopt zij de mensen die aan het twijfelen zijn gebracht het vertrouwen in de waarheid van het scheppingsverhaal terug te geven. Als we in Jezus geloven, kunnen we volmondig belijden: “Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde”.

1. Inleiding

Toen Charles Darwin in 1859 zijn evolutietheorie wereldkundig maakte, kon hij niet vermoeden wat voor een enorme invloed zijn nieuwe visie op de mensheid zou uitoefenen. Het Darwinisme heeft het Gods- en mensbeeld en de Bijbelbeschouwing van veel mensen ingrijpend veranderd. Velen zijn door het evolutionisme aan het twijfelen gebracht en hebben zelfs het christelijke geloof vaarwelgezegd. Het scheppingsverhaal wordt als een mythe afgedaan en God staat als Schepper aan de zijlijn of Hij bestaat zelfs helemaal niet meer. Daarom wil ik in dit artikel voor het scheppingsverhaal opkomen en God de eer geven die Hem als Schepper toekomt. Ook hoop ik de mensen die aan het twijfelen zijn gebracht het vertrouwen in de waarheid van het scheppingsverhaal terug te geven.

2. Geloof en wetenschap

 Volgens evolutionisten is het scheppingsverhaal een kwestie van geloof en de evolutieleer een kwestie van wetenschap. Maar dit is een onjuiste voorstelling van zaken. Zo krijg je een onzuivere discussie. Evolutie is geen wetenschappelijk bewezen feit, maar een theorie die net zo goed als het scheppingsverhaal om geloof vraagt, hetgeen Darwin zelf erkende. In 1861 schreef hij in een brief, die nu in het British Museum wordt bewaard, het volgende: “Maar ik geloof in de natuurlijke selectie, niet omdat ik kan bewijzen in om het even welk geval dat het een levenssoort in een andere heeft veranderd, maar omdat het een groot aantal feiten in classificering, embryologie, morfologie, rudimentaire organen, opvolging en geologische verdeling groepeert en goed uitlegt, naar mijn gevoelen”.

Het scheppingsverhaal wordt als een mythe afgedaan en God staat als Schepper aan de zijlijn of Hij bestaat zelfs helemaal niet meer.

De vraag is waarom de volgelingen van Darwin erop gebrand zijn in een evolutietheorie te geloven waarvoor Darwin geen bewijs kon aanvoeren. De evolutionist Sir Keith (1866-1955) onthulde de reden: “De evolutie is niet bewezen en niet bewijsbaar. Wij geloven er nochtans in. Het enige alternatief is een scheppingsdaad van God, en dit is ondenkbaar”. Het evolutionisme is vaak omarmd om niet in de Schepper te hoeven geloven. Het is een pseudoreligie geworden.

Maar kunnen we dit wel zeggen? Het mag dan een theorie zijn, maar het gaat toch om een wetenschappelijke theorie? Laten we zien wanneer er sprake is van een exacte wetenschap. Wetenschappers kunnen de bestaande natuurwetten en natuurverschijnselen bestuderen. Zo ontdekte Galilei door wetenschappelijk onderzoek dat de aarde om de zon draait. Ook als christen kunnen we zulke wetenschappelijke feiten zonder meer aanvaarden. Er is geen conflict tussen het geloof in de schepping en de wetenschap.

Maar als wetenschappers uitspraken gaan doen over het ontstaan van het leven, verlaten zij het terrein van de exacte wetenschap en zijn ze bezig met een levensbeschouwing. God zei tegen Job: “Waar was jij, toen Ik de aarde grondvestte?” (Job 38:4, NBV). Nee, wij waren er niet bij, ook de evolutionisten niet. Niemand heeft ooit waargenomen dat er spontaan leven ontstond. Evolutionisten nemen gewoonweg aan dat er spontaan leven kan ontstaan zonder daarvoor een bewijs te kunnen leveren. We kunnen alleen maar met zekerheid datgene over het ontstaan van het leven weten wat God ons heeft geopenbaard in het scheppingsverhaal. Dit vraagt van ons geloof in het verhaal; en dit geloof botst met een levensbeschouwing waarin geen plaats is voor een directe scheppingsdaad van God.

3. Schepping en evolutie

 De moderne mens gelooft in de wetenschap: wat in naam van de wetenschap wordt verkondigd, moet wel waar zijn. Zo hebben velen hun geloof in God de Schepper verloren. Nu zijn er christen-evolutionisten die zeggen nog wel in de Schepper en de schepping te geloven. Toen ik vroeger in evolutie geloofde, verkondigde ik eveneens dat het gaat om een moderne wetenschappelijke ontdekking waarvan de Bijbelschrijver in zijn tijd nog niets wist en die daarom een aanvulling vormt op het geloof. Ik bleef ook in God geloven. Maar mijn godsbeeld vervaagde en was in feite niet langer bijbels. In de Bijbel is God de Schepper omdat Hij het heelal en het leven op aarde direct heeft geschapen. God spreekt in het boek Jesaja als volgt over Zijn schepping: “Ik, de Heer, ben het die alles gemaakt heeft, de enige die de hemel heeft uitgespannen, die zelf de aarde heeft uitgehamerd”(Jes. 44:24, NBV). In het scheppingsverhaal lezen we: “En God zag dat het goed was”. Als een kunstenaar keek Hij met voldoening naar de kunstwerken die Hij gemaakt had.

In het scheppingsverhaal lezen we: “En God zag dat het goed was”. Als een kunstenaar keek Hij met voldoening naar de kunstwerken die Hij gemaakt had.

God zei tegen Job: “Zie het nijlpaard dat Ik heb geschapen, net als jou; het eet gras als een rund. Hoe krachtig zijn zijn lendenen, hoe machtig de spieren van zijn buik. Hij kan zijn staart rechten als een ceder, de pezen van zijn dijen spannen zich in bundels. Zijn botten zijn staven van brons, zijn ribben stangen van ijzer. Hij is een van Gods eerste meesterwerken” (Job 40: 15-19, NBV). Hoe zou het evolutiemodel het ontstaan van dit geweldige beest kunnen verklaren? Is een eencellig organisme door wat kleine mutaties langzaam uitgegroeid tot een reuzegroot nijlpaard, zo maar vanzelf? Een evolutieproces verschilt wezenlijk van het Bijbelse scheppingsgebeuren. Het gaat niet alleen om een andere interpretatie van het scheppingsverhaal of een aanvulling daarop; het is een compleet ander verhaal. Het berooft God van Zijn eer als Schepper. Evolutionisten kunnen daarom niet met recht beweren dat ze geloven in Schepper en schepping in de Bijbelse betekenis.

4. De auteur van het scheppingsverhaal

Het evolutiemodel mag problematisch zijn, het betekent nog niet dat daarom het scheppingsverhaal wel waar is. De grote vraag is hoe we er zeker van kunnen zijn of er in ieder geval op kunnen vertrouwen dat het verhaal Gods openbaring verwoordt en niet alleen maar een door mensen bedachte mythe, een verzinsel is. Laten we nagaan wie de schrijver is van het scheppingsverhaal.

In de joods-christelijke traditie heeft men altijd Mozes beschouwd als de auteur van de Pentateuch (de eerste vijf boeken van het OT). Ook Jezus geloofde in het auteurschap van Mozes (Joh. 5: 46,46). Moderne Bijbelwetenschappers zijn echter gaan ontkennen dat Mozes de Pentateuch heeft geschreven. Op grond van evolutionair denken beweerden ze dat men in de tijd van Mozes de schrijfkunst nog niet machtig was. Dit argument is allang achterhaald, maar de Pentateuch wordt nog altijd laat gedateerd. Zo zou het scheppingsverhaal tijdens de Babylonische ballingschap of zelfs erna zijn opgeschreven. Echter volgens de egyptoloog en jood A.S. Yahuda zijn er sterke taalkundige aanwijzingen dat de Pentateuch niet in latere tijd kan zijn geschreven, maar dat hij geschreven moet zijn door iemand die het Egyptische hofleven en het leven in de woestijn heeft meegemaakt. In zijn boek geeft Yahuda vele voorbeelden van Egyptische invloed op de taal, zinswendingen en uitdrukkingen die in het bijzonder voorkomen in de boeken Genesis en Exodus 1 1. A.S. Yahuda, Die Sprache des Pentateuch in ihren Beziehungen zum Aegyptischen, Berlijn 1929. Zie ook: M.H.A. van der Valk, Mozes’ boeken in Egyptisch licht, Kampen 1930.. Vanwege de taal is het onmogelijk dat de Pentateuch zijn definitieve vorm tijdens de ballingschap heeft gekregen, zoals geleerden menen, maar moet die ten tijde van de uittocht uit Egypte zijn geschreven. De eerste en ook enige persoon die vanuit dit perspectief in aanmerking komt als de auteur van de Pentateuch is …. Mozes.

De eerste en ook enige persoon die vanuit dit perspectief in aanmerking komt als de auteur van de Pentateuch is …. Mozes.

Mozes was een dienstknecht van God. “De Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend” (Ex. 33:11, NBG 51). Met een vriend deel je hartsgeheimen. Het is heel goed mogelijk dat God geheimen van Zijn schepping aan Mozes heeft onthuld. Dan is het scheppingsverhaal onder inspiratie van de Geest Gods geschreven en kunnen we erop vertrouwen dat het de waarheid over de schepping vertelt.

Het scheppingsverhaal is geen uitgebreid en ingewikkeld wetenschappelijk verslag en beantwoordt niet al onze vragen, maar het is in een door iedereen verstaanbare beeldrijke taal geschreven en geeft ons een geestelijk houvast. Laten we nu enkele aspecten van het scheppingsverhaal nader bekijken.

5. Het scheppingsverhaal en de mythologie

Het scheppingsverhaal krijgt nog een extra dimensie als we weten dat Mozes heeft gereageerd op de Egyptische mythologie. De Israëlieten waren vertrouwd met die mythologie. Het verhaal begint als volgt: “In het begin schiep God de hemel en de aarde”. Toen Mozes het verhaal dat hij allicht heeft voorgelezen aan de Israëlieten, begon te vertellen, hoorden ze een bekend begrip. ‘In den beginne’ is bekende Egyptische beeldspraak en betekent daar oertijd of voortijd. Dit was de tijd van de wordingsgeschiedenis van de goden. Er was een ontwikkeling binnen de godenwereld en ook de mens was ontstaan als afstammeling van de goden. Na deze drie woorden komt dan de grote verrassing. Mozes vertelt dat “God schiep”. Hij rekent onmiddellijk af met de vele goden en hun wordingsgeschiedenis. Er is maar één God die schiep.

Het Hebreeuwse woord voor God, Elohiem, bevat een meervoudsvorm en geleerden hebben dan ook verondersteld dat dit nog een herinnering is aan het heidense polytheïsme. Maar dat is niet waar, want in de Egyptische taal kan voor één persoon het meervoud worden gebruikt. Dat noemt men de pluralis majestatis. Dit geeft de majesteit van de persoon weer. Mozes verkondigt God als een almachtige, soevereine God.

Dat God hemel en aarde schiep, kwam voor de Israëlieten als een verrassing. Want de Egyptenaren kenden de driedeling: hemel, aarde en onderwereld. De onderwereld is de plaats van doden en goden, een zalig oord, waar ’s nachts ook de zon doorheen trekt. Mozes heeft dus afgerekend met de onderwereld als een schepping in het begin. Want de dood en daarmee het dodenrijk kwamen pas na de zondeval in de wereld en waren oorspronkelijk niet door God bedoeld. God is niet alleen almachtig, Hij is ook liefde. Hij heeft de mens niet geschapen om ons in een dodenrijk op te sluiten, maar om ons het eeuwige leven te schenken en ons eeuwig gelukkig te maken. Aan de dieren heeft Hij de groene planten tot voedsel gegeven. Het hoorde niet bij het oorspronkelijke scheppingsplan dat dieren elkaar zouden opeten.

Twee keer wordt er in het scheppingsverhaal gezegd dat zon en maan dienen om de aarde te verlichten (vers 15 en 17). Waarom wordt dit zo benadrukt? Dit wordt begrijpelijk als we weten dat de zon in de Egyptische mythologische voorstelling ook de onderwereld verlichtte. Met deze mythologische voorstelling rekent Mozes af. Zon en maan verlichten de aarde. Zij zijn ook geen goden meer, maar puur hemellichamen, tekens aan de hemel.

Laten we terugkeren naar het begin van het verhaal. We lezen: “De Geest van God zweefde over de wateren”. In de Egyptische religie kende men het beeld van de ziel van een god die als een vogel zweefde. Mozes gebruikt dus een bekend beeld, maar tevens wordt een contrast met de Egyptische mythologie merkbaar. De Egyptenaren knoopten aan die voorstelling mythologische beelden vast. Zo kenden zij de voorstelling dat de zonnegod Re, uit een ei gekropen, in de gedaante van een vogel, de gans, het eerste levende wezen, uit de oervloed was opgestegen en over de oeroceaan heen was gevlogen om het licht met zijn vleugels te verbreiden. Mozes vertelt meteen na het geciteerde vers dat God door Zijn Woord het licht schiep. God sprak: “Er zij licht”, en er was licht. Op de eerste scheppingsdag schiep Hij zo het licht, de basisvoorwaarde voor het leven.

God sprak: “Er zij licht”, en er was licht. Op de eerste scheppingsdag schiep Hij zo het licht, de basisvoorwaarde voor het leven.

Moderne wetenschappers hebben het theoretisch concept van een oerknal bedacht om het ontstaan van het heelal te verklaren. Dit roept echter meer vragen op dan het beantwoordt. Wie of wat heeft de oerknal in beweging gebracht? Hoe kon uit een chaotische oerknal een geordend heelal met al die prachtige natuurwetten ontstaan? Waar kwam de oermaterie vandaan? Het oerknalgebeuren met het daaruit vloeiende evolutieproces doet denken aan de Egyptische mythe van het oerei, het is een even vreemd verhaal. Niet het scheppingsverhaal is een mythe, de oerknal is eerder een (moderne) mythe. De echte oerknal is het spreken van God dat de wereld in beweging bracht. God schiep door Zijn Woord, terwijl de Geest Gods aanwezig was. Augustinus merkte al op dat er in de eerste verzen van Genesis sprake is van de drie-ene God 2 (2) Augustinus, Confessiones, 13,5.. In de Egyptische mythologie zijn er kernen van waarheid, zoals we hebben gezien, maar Genesis vertelt ons het zuivere verhaal hoe de drie-ene God de wereld heeft geschapen.

6. Het scheppingsverhaal en de tijd

God is een God van orde. In zes dagen schiep Hij stap voor stap en met wijsheid het leven op aarde. Evolutionisten vinden deze tijdsduur veel te kort voor het scheppingswerk en maken de gelovigen die het scheppingsverhaal letterlijk lezen, nog wel eens voor naïef uit. Maar wat is kort of lang voor God?

De eeuwige God staat buiten de tijd. Hij heeft Zelf de tijd geschapen. Hij heeft een totaal ander tijdsbesef dan wij. Petrus schrijft: “Voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag” (2 Petr. 3:8, NBV). Einstein ontdekte als wetenschapper de Bijbelse waarheid dat tijd een relatief begrip is. James Coleman, fysicus, schrijft over Einsteins relativiteitstheorie: “Altijd heeft men gedacht dat de tijd voor iedereen hetzelfde was; dit wil zeggen, de tijd ging voor iedereen en alles in hetzelfde tempo voorbij. Als een grote, langzaam stromende rivier waarvan de stroomsnelheid voor alle punten langs de oever hetzelfde is, zo dacht men zich de tijd als een gelijkmatig vloeiende grootheid, die aan ieder met dezelfde snelheid voorbijging. De speciale theorie toonde aan dat dit niet waar was. Ze toonde dat de tijd voorbijgaat met verschillende snelheden voor twee waarnemers die zich ten opzichte van elkaar bewegen” 3 (3) James A. Coleman, Relativiteitstheorie voor de leek, Utrecht 1959.. Bovendien houdt men er geen rekening mee dat, als God spreekt: “Er zij ….”, het genoemde er direct daarna ook is. De schepping vindt onmiddellijk plaats en neemt geen lange tijd in beslag. De kritiek op de korte tijdsduur van zes dagen is daarom volkomen misplaatst en krenkt de almachtige Schepper.

Het scheppingsverhaal dient zich aan als een historisch verhaal. “Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen”(Gen. 2:4, NBV). Het is normaal om een historisch verhaal letterlijk te lezen. Dat heeft niets met extreem of naïef te maken. Natuurlijk kan een historisch verhaal ook een geestelijke betekenis hebben. Zo kunnen we het licht en de duisternis in vers 4 ook verstaan als geestelijk licht en geestelijke duisternis. Zoals God in het begin het licht van de duisternis scheidde, zo zal Hij aan het einde der tijden de schapen van de bokken scheiden.

Zoals God in het begin het licht van de duisternis scheidde, zo zal Hij aan het einde der tijden de schapen van de bokken scheiden.

De afkeer die de evolutionisten van de zes scheppingsdagen hebben, is verklaarbaar. Men gaat er namelijk vanuit dat het evolutieproces miljoenen jaren heeft geduurd. Men beroept zich op bepaalde dateringsmethoden, maar die zijn nogal omstreden en kunnen ons geen zekerheid geven aangaande de werkelijke ouderdom van het leven op aarde. Er zijn ook aanwijzingen dat die ouderdom maar enige duizenden jaren bedraagt, zoals de Bijbel zelf ook aangeeft. Het is wel begrijpelijk dat de evolutionisten zo gehecht zijn aan de miljoenen jaren. Men gelooft namelijk dat na een miljoen jaar een aapachtige door middel van mutaties en natuurlijke selectie tot een mens geëvolueerd kan zijn. Zelfs na een miljard jaar is een aapachtige echter nog geen mens geworden. Wat er niet in zit, kan er ook niet uitkomen.

Als we in de zes scheppingsdagen kunnen geloven, kunnen we ook uitzien naar de zevende dag. Op die dag rustte God van heel Zijn scheppingswerk. Van deze dag wordt geen einde vermeld. Dit verwijst naar de eeuwige sabbatsrust die we in Gods tegenwoordigheid mogen genieten na de vermoeienissen van ons leven.

7. Het scheppingsverhaal en de biologie

In het scheppingsverhaal lezen we dat God planten en dieren schiep “naar hun eigen soort”(lemienêhoe) 4 (4) Deze uitdrukking is in de NBV nagenoeg geheel weggelaten.. Paulus borduurt hierop voort: “God geeft aan elk zaad zijn eigen lichaam. Alle vlees is niet hetzelfde, maar dat van mensen is anders dan dat van beesten, en het vlees van vogels weer anders dan dat van vissen” (1 Kor. 15: 38,39, NBG 51). Genesis, Paulus en ook Job getuigen ervan dat God de planten- en diersoorten direct en apart heeft geschapen. Hij heeft ze allemaal een eigen aard gegeven.

Evolutionisten vertellen een heel ander verhaal: er zou een stapsgewijze ontwikkeling hebben plaatsgevonden van de ene soort uit de andere. Het feit dat het DNA van de mens veel overeenkomst vertoont met dat van een chimpansee wordt als bewijs aangevoerd dat mens en aap een gemeenschappelijke voorouder hebben en de mens dus uit een aapachtige is geëvolueerd. Maar die overeenkomst bewijst helemaal niets. Wanneer ik een paar jurken maak die op elkaar lijken, betekent dit niet dat de ene jurk uit de andere is voortgekomen; ze lijken op elkaar, omdat er één ontwerper is. Zo laat het gemeenschappelijke DNA zien dat er één Schepper is. We moeten voorts bedenken dat er ondanks de grote overeenkomst van het DNA nog enorm veel mutaties moeten plaatsvinden om van een aapachtige een mens te maken, hetgeen onmogelijk is. Ann Gauger en Douglas Axe, wetenschappers, concluderen op grond van wetenschappelijke experimenten dat een Darwinistische evolutie van de mensheid uit een aapachtige uitgesloten is 5 (5) Ann Gauger, Douglas Axe en Casey Luskin, Science and Human Origins, Seattle 2012..

Er is wel een bepaalde ontwikkeling binnen een soort mogelijk. Wat Darwin op de Galapagos-eilanden ontdekte, was deze micro-evolutie.

Er is wel een bepaalde ontwikkeling binnen een soort mogelijk. Wat Darwin op de Galapagos-eilanden ontdekte, was deze micro-evolutie. Zo zijn uit de ene oerhond vele hondenrassen ontstaan. Maar een hond blijft een hond en zal geen kat of konijn of welk ander dier dan ook worden. Er wordt verwarring gesticht doordat evolutionisten ondersoorten ook soorten noemen. Dan kan men beweren dat er een nieuwe soort is ontstaan, terwijl het alleen maar om een nieuwe ondersoort gaat. Er kan door evolutie geen nieuwe soort ontstaan, want het DNA van een soort is stabiel en gebonden aan de eigen soort, hetgeen het scheppingsverhaal ons ook leert. Macro-evolutie is dan ook nog nooit door iemand waargenomen; het gaat om een levensbeschouwelijk theoretisch concept, dat niet overeenkomt met de feiten.

We worden nog wel met een probleem geconfronteerd met betrekking tot de schepping van dieren. In Genesis 1 worden de landdieren vòòr de schepping van de mens geschapen en in Genesis 2 erna. Dit is voor evolutionisten een extra bevestiging dat het verhaal van Genesis 1 niet historisch waar kan zijn. Maar er is een eenvoudige oplossing voor dit probleem. Het Hebreeuwse woord voor alle, kol, kan ook allerlei betekenen. En dan moeten we naar de context kijken. God had Adam, die Hij zojuist had geschapen, innig lief; Hij deed van alles om hem gelukkig te maken. Hij bracht hem naar een mooie tuin, liet daar allerlei (kol) bomen met heerlijke vruchten uit de aarde opschieten en gaf hem verantwoordelijk werk: de tuin te bewerken en te bewaren. God wilde Adam ook gezelschap geven. Speciaal voor hem formeerde Hij uit de aarde allerlei dieren van het veld (we kunnen bijvoorbeeld aan apen denken) alsook allerlei vogels. Vervolgens bracht Hij ze (misschien ook dieren die Hij reeds eerder geschapen had) naar hem toe. Adam gaf ze namen, maar vond geen hulp die bij hem paste. Toen schiep God een vrouw voor hem. Zijn scheppingswerk was daarmee voltooid. Dit alles geschiedde op de zesde dag. We kunnen concluderen dat er geen conflict is tussen Genesis 1 en 2. We hoeven de betrouwbaarheid van het scheppingsverhaal niet te betwijfelen.

8. Adam en Eva

De kroon op Gods scheppingswerk is de mens. God zei: “Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis”(Gen. 1: 2b, NBG 51). De mens is een bijzondere en aparte schepping van God, naar Zijn beeld geschapen. Jezus is het beeld van de onzichtbare God (Kol. 1:15). Toen God de mens schiep, had Hij Zijn eniggeboren Zoon voor ogen. Het is de diepste zin en de hoogste bestemming van ons leven om op Christus te gelijken (1 Joh. 3:2, Ef. 4:15, 2 Kor. 3:18).

De Bijbelse beeldspraak vinden we in de Egyptische godsdienst. Van de koningen en later van alle mensen heet het dat zij naar het evenbeeld van de goden geschapen zijn. We lezen dat ze evenbeelden van god Re zijn, uit zijn lendenen voortgekomen. De eerste mensen werden beschouwd als lichamelijke kinderen van de goden. Er is dus een wezenlijk verschil met het Bijbelse verhaal, hetgeen vooral tot uiting komt in het tweede, aanvullende scheppingsverhaal. We lezen: “Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen”(Gen. 2:7, NBG 51). In Egypte kende men ook het beeld van een god die als pottenbakker de mens formeert. Maar het verschil bestaat hierin dat het Hebreeuwse woord voor aarde, adamah, eigenlijk rode aarde betekent. Voor Egyptenaren was rode aarde van mindere kwaliteit. Mozes heeft hiermee vermoedelijk willen aanduiden dat de mens een aards wezen is; hij is puur een schepsel van God en geen lichamelijke afstammeling van de goden. Na de zondeval benadrukt God tegenover Adam de aardsheid van de mens: “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” (Gen. 3:7, NBG 51). Dit neemt niet weg dat God de mens een hoge status heeft gegeven; hij is niet goddelijk, maar wel naar Gods beeld geschapen. Dit inzicht is zo fundamenteel voor ons christelijk geloof dat wij er niets aan mogen afdoen. Wie de mens verlaagt door te beweren dat wij een dierlijk verleden hebben en wezenlijk niet méér zijn dan een dier, heeft hier de joods-christelijke traditie verlaten.

De mens is niet goddelijk, maar wel naar Gods beeld geschapen. Dit inzicht is zo fundamenteel voor ons christelijk geloof dat wij er niets aan mogen afdoen.

Maar wat nu als het dierlijk verleden van de mens een bewezen feit is? Wetenschappelijke feiten moeten we accepteren. Darwinistische wetenschappers vertellen het publiek dat de fossielen die van mens- en aapachtigen zijn gevonden, een onweerlegbaar bewijs vormen dat de mens van een aapachtige afstamt. De stamboom die men van de zogenaamde hominiden heeft ontworpen, wordt voorgesteld als een wetenschappelijk feit. Men wijst speciaal op de australopithecus die Lucy wordt genoemd. Zij is een aapachtige die, naar men beweert, rechtop kon lopen en daarmee de ideale voorouder van de mensen lijkt te zijn. Casey Luskin concludeert echter op grond van een grondig wetenschappelijk onderzoek dat het niet gerechtvaardigd is om uit de gefragmenteerde, schamele resten van haar skelet een vergaande conclusie te trekken 6 (6) Ann Gauger e.a., p. 74.. Dat Lucy rechtop kon lopen is meer een wensdroom dan een feit.

Evolutionisten, ook christen-evolutionisten 7 (7) Ann Gauger e.a., p. 105. Zie ook: En de zondeval dan? Nederlands Dagblad, 22 febr. 2014., geloven niet meer in Adam en Eva als het eerste mensenpaar. Men interpreteert het Bijbelse scheppingsverhaal niet slechts op een andere, niet zo letterlijke wijze, maar men creëert een eigen ander verhaal dat in tegenspraak is met Genesis 1 en 2. Het denkbeeld wordt geopperd dat Adam en Eva stamhoofden waren en dat er in hun tijd reeds enkele duizenden mensen leefden. Het volgende argument wordt daarvoor aangevoerd: hedendaags onderzoek wijst erop dat voor het voortbestaan van een soort een minimum aantal individuen nodig is. Maar men houdt er geen rekening mee dat onze huidige situatie verschilt van de beginsituatie. Aanvankelijk konden broers en zusters nog met elkaar trouwen, ze werden bijna of in het geheel niet ziek en ze werden heel erg oud. Toen Adam stierf, was er al een grote groep mensen. Ann Gauger concludeert op grond van een genetisch onderzoek dat het historisch bestaan van Adam en Eva niet door de wetenschap wordt weerlegd 8 (8) Ann Gauger e.a., p. 121.. Het is heel goed mogelijk dat we allemaal afstammen van één eerste mensenpaar. We kunnen het volste vertrouwen hebben in de waarheid van het Bijbelse scheppingsverhaal.

9. Slot

Als we in God als Schepper kunnen geloven, dan is het scheppingsverhaal een plausibel verslag over het ontstaan van het leven; het is niet in strijd met de wetenschappelijke feiten. Mochten we toch nog twijfelen, laten we dan het laatste woord aan Jezus Christus, Onze Heer en Heiland, geven. Als er één persoon op aarde heeft geleefd die wist hoe de wereld is ontstaan, dan was dat Jezus Christus wel, Gods eigen Zoon. Hij is het Woord van God dat in den beginne bij God was en God was. Paulus getuigt: “In Hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem geschapen” (Kol. 1:16, NBV). Nu, Jezus bevestigde de historische waarheid van het scheppingsverhaal: “Al bij het begin van de schepping heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt” (Marc. 10:6, NBV). Als we in Jezus geloven, kunnen we volmondig belijden: “Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde”.


Noten

  1. A.S. Yahuda, Die Sprache des Pentateuch in ihren Beziehungen zum Aegyptischen, Berlijn 1929. Zie ook: M.H.A. van der Valk, Mozes’ boeken in Egyptisch licht, Kampen 1930.
  2. Augustinus, Confessiones, 13,5.
  3. James A. Coleman, Relativiteitstheorie voor de leek, Utrecht 1959.
  4. Deze uitdrukking is in de NBV nagenoeg geheel weggelaten.
  5. Ann Gauger, Douglas Axe en Casey Luskin, Science and Human Origins, Seattle 2012.
  6. Ann Gauger e.a., p. 74.
  7. Ann Gauger e.a., p. 105. Zie ook: En de zondeval dan? Nederlands Dagblad, 22 febr. 2014.
  8. Ann Gauger e.a., p. 121.

Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur / vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.

Help je mee?

Heb je een artikel gelezen en heeft het je geholpen? We zouden het waarderen als je een paar euro overmaakt, zodat de website online beschikbaar blijft.

Meer lezen?

Share This