Theïstische evolutie: een onsamenhangende en inconsistente wereldbeschouwing?

| Aangepast 23-01-2025 | Geplaatst 13-01-2016 | Leestijd 28 minuten

Theïstische evolutionisten beschrijven, verklaren en verdedigen drie overtuigingen over de kern van hun wereldbeeld. De eerste opvatting is dat, hoewel het leven door middel van een evolutionair proces over miljarden en miljoenen jaren is ontstaan ​​uit niet-leven en mensen uit aapachtige wezens (zogenaamde hominiden), God in en door het proces werkte en werkt. De tweede opvatting is dat de evolutionaire ontstaansgeschiedenis niet alleen wetenschappelijk aantoonbaar, maar ook verenigbaar is met het Bijbelse scheppingsverhaal. En ten derde, aanhangers van de wereldbeschouwing van het theïstisch evolutionisme geloven dat het "volkomen plausibel, intellectueel bevredigend, en logisch consistent is". In dit artikel toetsen we de denkwijze aan de hand van de Bijbel.

1. Inleiding

Mijn doel in dit artikel is om de volgende stelling te verdedigen: christenen die het theïstisch evolutionisme aanhangen beseffen niet dat het theïstisch evolutionistisch wereldbeeld onsamenhangend is en niet in overeenstemming met de Schrift, dit in tegenstelling tot wat zij geloven. Om dat aan te tonen, zal ik eerst een aantal inleidende opmerkingen maken over wereldbeschouwingen en de manier hoe men ze kan beoordelen. Maar vooraf eerst enkele opmerkingen.

Het is een misvatting te denken dat de schepping versus evolutie -controverse een ‘strijd’ is tussen ‘wetenschap’ en ‘religie’.

Het is een misvatting te denken dat de schepping versus evolutie -controverse een ‘strijd’ is tussen ‘wetenschap’ en ‘religie’, zoals het zo vaak wordt voorgesteld door theïstische evolutionisten. Ook is het niet zo dat christenen het vermogen missen om de evolutionaire ontstaansgeschiedenis en/of de Schrift te begrijpen, wat overigens de impliciete boodschap is van theïstische evolutionisten richting aanhangers van het jonge aarde creationisme. Volgens dr. Francis Collins (een wereldberoemde geneticus en oprichter van The BioLogos Foundation, en de voormalige vice-president van BioLogos) en dr. Karl Giberson (professor in de natuurkunde aan het Eastern Nazarene College in Quincy in de USA) beschrijft “evolutie, goed begrepen, het best Gods scheppingswerk”. Evolutie, dat wil zeggen: “het grote verhaal van de creatieve wereld die God tot stand gebracht heeft”, vormt wat zij ‘de BioLogos-wereldbeschouwing’ noemen (Giberson en Collins 2011, blz. 37).

Het is niet moeilijk om te zien dat de ‘strijd’ tussen (jonge aarde) creationisme en theïstisch evolutionisme een controverse is die de onfeilbaarheid en het gezag van de Schrift en de aard en het karakter van de Schepper raakt. Onderzoek zal aantonen dat aanhangers van theïstische evolutie niet serieus genomen moeten worden wanneer ze ons vertellen dat zij zich inzetten voor de waarheid van de Schrift.

2. Wereldbeschouwingen: een vergelijking

In dit artikel wordt een ‘wereldbeschouwing’ opgevat als “een volledig en geïntegreerd begrip van en visie op de werkelijkheid in al zijn aspecten”.

  1. Ten eerste moet een wereldbeschouwing nauwkeurig overeenstemmen met de entiteiten binnen de beschrijving, verklaring en visie. Met andere woorden, het moet goed in overeenstemming zijn met de werkelijkheid.
  2. Ten tweede is het van belang een goed begrip te hebben van wat (een) geloof is. Een geloof is allereerst dat wat iemand over de werkelijkheid aanneemt. En omdat een geloof gaat over verschijnselen in de wereld, is een geloof waar of onwaar. Anders gezegd, de mentale inhoud van geloof is identiek aan een uitspraak of een aantal uitspraken.
  3. Het derde wat we nodig hebben om een en ander te begrijpen is het onderscheiden van categorieën. Alles wat bestaat, valt ​​onder de één of andere categorie die aangeeft wat iets is, bijvoorbeeld, een wezen of substantie (een mens, een hond, een engel, een blad), een kwaliteit (sterk, wijs), hoeveelheid, relatie, plaats, tijd, actie, gebeurtenis, houding, en ga zo maar door. Kortom, categorieën helpen ons om dingen in de wereld te identificeren; zij helpen ons om onderscheidingen te maken; ze voorkomen dat wij het een met het ander verwarren, en ze helpen ons om zaken te beoordelen zoals ze zijn. Met andere woorden, door het denken in categorieën kunnen we de werkelijkheid begrijpen en zaken uit elkaar houden die apart moeten blijven.
  4. Tenslotte is een zeer belangrijk punt bij de beoordeling van de wereldbeelden de ‘natuurlijkheid’. Elke bewezen of veronderstelde aanwezigheid van een entiteit moet ‘gewoon’ bij andere entiteiten van een wereldbeschouwing passen. Als het wereldbeeld bijvoorbeeld uitgaat van het bestaan ​​van een immateriële God, van mentale wezens, van eigenschappen (kwaliteiten of attributen) en relaties, dan zou het voor die wereldbeschouwing natuurlijk/normaal zijn als het ​​een relevante gelijkenis met andere entiteiten in die wereldbeschouwing aangeeft. Als God een handelende Persoon is, dan zou het redelijk zijn om te denken dat mensen, die naar Zijn beeld geschapen zijn, natuurlijk op hun Schepper lijken en niet op een denkbeeldige hominide (aap-achtig wezen).

3. Vier kernvragen

Met dit gegeven in het achterhoofd kunnen we nu 4 kernvragen bezien waarop elke wereldbeschouwing antwoorden moet geven.

  1. Wat is echt? Dit is een ontologische (ontologie = leer van het zijn) vraag over de soorten verschijnselen die bestaan, hun natuur. Andere vragen zijn: Bestaat de wereld uit slechts één soort stof, zeg materie? Bestaat God, en zo ja, wat voor soort wezen is Hij? Zijn er zulke wezens als menselijke personen, en zo ja, zijn ze louter biologische organismen, en zo niet, waarom niet?
  2. Hoe zijn de wereld en het leven op aarde ontstaan? Dit is een etiologische (leer van de oorzaak van iets) vraag, want het vraagt ​​naar de bron of oorzaak van het universum, inclusief de aarde en het leven. De meest relevante vragen in deze categorie zijn: Zijn de wereld en het leven ontstaan ​​uit chemicaliën in de een of andere oerpoel (dat wil zeggen: hersenloze en onbewuste processen van de natuur)? Zijn mensen na miljoenen jaren van evolutie afstammelingen van aapachtige wezens, of zijn de wereld en het leven de producten van een intelligente Schepper/Ontwerper?
  3. Hoe kunnen we dat weten? Dit is de epistemologische (epistemologie = kennisleer) vraag naar de kennisbron, bijv. wetenschap, filosofie, de Bijbel, etc..
  4. Hoe moeten we leven? Dat is de vraag over ethiek. Als mensen eenmaal hun opvattingen gevormd hebben over wat er bestaat, en hoe zij zich daartoe verhouden, is de weg is geplaveid voor de manier waarop ze denken dat ze zouden moeten leven en hoe alles, met inbegrip van de mens, moet worden behandeld. Dan zijn de opvattingen gevormd over wat goed is. De belangrijke vragen hierbij zijn: (a) is het morele besef van een mens het product van een Heilige God die dat besef bij de schepping in de mens gelegd heeft, of is het iets dat zou kunnen zijn geëvolueerd vanuit fysieke atomen en/of iets wat we konden hebben geërfd van aapachtige voorouders? en (b) hoe ziet de wereldbeschouwing het kwaad in de wereld? De laatste vraag verwijst naar ‘het probleem van het kwaad’.

Samenvattend kunnen we zeggen dat een wereldbeschouwing nauwkeurig overeen moet stemmen met de verschijnselen binnen de beschrijving, verklaring en visie.

4. De centrale kenmerken van theïstische evolutie

Ook al beseft de schrijver dat sommige theïstische evolutionisten niet blij zijn met het begrip ‘theïstische evolutie’, zal toch deze term in dit artikel worden aangehouden. Hoewel sommige aanhangers van theïstische evolutie, zoals Giberson en Collins liever het begrip BioLogos hanteren, en anderen, zoals Denis Lamoureux liever spreken over ‘evolutionaire schepping’, hebben ze allemaal hun drie kernovertuigingen gemeenschappelijk met andere varianten van theïstische evolutie, zoals het emergentisme (betreft de spontane ontwikkeling van complexe organismen) en panentheïsme (opvatting dat God immanent is in de gehele schepping en dat het universum een deel van God is). Collins stelde voor om de term theïstische evolutie te hernoemen tot ‘Bios door Logos’, of kortweg ‘BioLogos’. Deze ‘synthese’ of tussenweg tussen jonge aarde creationisme en atheïstisch evolutionisme, zegt hij, wordt bereikt door een combinatie van bios – het Griekse woord voor ‘leven’ (het basiswoord voor biologie en biochemie), en logos – het Griekse woord voor ‘woord’, omdat “het Woord synoniem is met God”, zoals uitgedrukt in Johannes 1:1.

het Hebreeuwse woord ‘nephesh’ dat vertaald is met ‘ziel’, komt 756 keer in het OT voor met betrekking tot dieren en mensen, en ook met betrekking tot God.

Nu is het mogelijk dat de lezer zich er niet van bewust is, maar bios of leven is niet een woord voor louter biologisch leven, hoewel de Grieken het misschien zo gezien hebben. Ik zal dat toelichten. Het woord ‘nephesh’, het Hebreeuwse woord dat vertaald is met ‘ziel’, komt 756 keer in het Oude Testament voor. Niet alleen is het woord gebruikt met betrekking tot dieren en mensen, maar ook met betrekking tot God. Dit is een belangrijk punt, omdat de aanhangers van theïstische evolutie van mening zijn dat de ziel niet iets is wat de mens onderscheidt van dieren. Welnu, als dat het geval is, dan is ook de ziel niet iets dat dieren onderscheidt van God. Als het woord ziel wordt gebruikt met betrekking tot God, verwijst het naar God als een immateriële, transcendente ‘zelf’, volledig in staat om te denken, te willen, te voelen, te verlangen, en ga zo maar door (Levit. 6:11,30; 1 Sam. 2:35; Job 23:13; Amos 6: 8). Omdat dit zo is, en het Woord bij God was en God was voordat de wereld tot stand kwam, wordt het moeilijk om leven te verenigen met de biologie. De reden is eenvoudig: vóór Zijn vleeswording had Jezus geen materieel lichaam, net zoals dat het geval is met de Heilige Geest van God. Jezus zei ook: “Het is de Geest die leven geeft; het vlees doet geen nut; de woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven” (Joh. 6:63).

Moreland en Rae vertellen ons dat ‘nephesh’ in de Septuaginta, de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, altijd is vertaald met psyche en nooit met bios. Als bios het Griekse woord voor biologische of lichamelijke gezondheid is, waarom hebben de vertalers in de Septuagint vermeden om ziel (‘nephesh’) te vertalen in bios? In de woorden van Moreland en Rae kan dit “het best verklaard worden door hun erkenning dat ‘nephesh’ verwijst naar een transcendent, onherleidbaar aspect van levende wezens die verder gaat dan louter adem of fysiek leven”. De conclusie die getrokken moet worden, is dat het een vergissing zou zijn om te veronderstellen dat bios een louter biologisch of biochemisch concept is.

Het is belangrijk om te weten dat de aanhangers van theïstische evolutie / BioLogos vasthouden aan wat bekend staat als het ‘wetenschappelijke wereldbeeld’, dat Collins onderscheidt van wat hij noemt het ‘geestelijke wereldbeeld’ van de Bijbel. In feite stellen Giberson en Collins het ‘geestelijke wereldbeeld’ van waarden tegenover de feiten van de wetenschap. Zij betreuren daarom het feit dat “vele christenen niet ten volle kunnen waarderen hoe de wetenschap ons begrip van Gods schepping verrijkt” als gevolg van “een ongelukkig misverstand dat het wetenschappelijk wereldbeeld niet te verenigen is met hun geloof dat God de wereld schiep”. Hun wetenschappelijke wereldbeeld brengt met zich mee: dat “de wereld is gemaakt van onzichtbare atomen” en dat “evolutie, goed begrepen, het best Gods scheppingswerk beschrijft”. Een andere zienswijze, zeggen ze, is “onlogisch en filosofisch onzinnig”. Laten we hun stelling eens onderzoeken.

Als aanhangers van theïstische evolutie zich aan hetzelfde wereldbeeld houden als pleitbezorgers van sciëntisme (de opvatting dat alleen de [natuur]wetenschappen tot waardevolle kennis over de wereld leiden), naturalisme en fysicalisme (de [absurde] opvatting dat er alleen maar fysieke verschijnselen zijn), waarom is God dan nog nodig om de oorsprong van de wereld te verklaren? Als atomen en het evolutionaire proces dienen als het antwoord op die vraag, zoals atheïsten en leden van BioLogos menen, dan is God zeker een onnodige extra geworden om de bestaande realiteit, haar aard en ontstaan te verklaren. Pope noemt onder andere de volgende kenmerken van het evolutionaire proces:

  1. Het proces is ‘blind’, dat wil zeggen dat het gedachteloos is, geen vooruitziende blik heeft, en dus niet kan denken en iets plannen om doelen te bereiken;
  2. Het proces is puur fysiek;
  3. Het proces is productief; het produceerde het menselijk gedrag en soorten gekenmerkt door toeval en kans;
  4. Het proces is zeer creatief; het heeft de inherente capaciteit om “te ontwikkelen”, bijvoorbeeld nieuwe soorten entiteiten.

Vergelijk nu deze beschrijving van het evolutionaire proces door Pope met hoe atheïst Richard Dawkins zijn ‘maker’ omschrijft: “Natuurlijke selectie, het blinde, onbewuste, automatische proces dat Darwin ontdekte, en waarvan we nu weten dat het de verklaring is voor het bestaan ​​en de schijnbaar doelgerichte vorm van alle soorten leven, heeft geen doel in gedachten gehad. Het heeft geen verstand, en geen voorstellingsvermogen. Het heeft geen plannen voor de toekomst. Het heeft geen visie, geen vooruitziende blik, helemaal geen zicht. (Het is dus doelloos.) Als kan worden gezegd dat het de rol van horlogemaker in de natuur speelt, is het de blinde horlogemaker”.

Nu hebben we toch wel een verklaring nodig. Want als er geen verschil is in hun (van Pope en Dawkins) beschrijvingen van het evolutionaire proces, waarom is het voor de aanhangers van theïstische evolutie dan nodig te benadrukken dat God een deel van het proces moet zijn, of liever gezegd: ‘in’ het proces, als Darwins fundamentele ontdekking was dat het proces creatief genoeg was (hoewel niet bewust) om wezens te produceren of te creëren zoals wijzelf? Giberson en Collins merkten ook op: “de natuur doet iets, vaak heel opmerkelijk, zonder hulp van buitenaf”. Dit is dus een personifiëring van de natuur. Wie is hier nu onlogisch en filosofisch onzinnig?

5. Ontologische opvattingen

Collins lijkt voor alle theïstische evolutionisten te hebben gesproken als hij zegt dat ondanks “de vele varianten van theïstische evolutie, elke typische versie rust op zes uitgangspunten”. Van belang voor ons doel zijn de uitgangspunten 4-6, die luiden als volgt:

  1. Zodra de evolutie in gang was gezet, was er geen speciaal bovennatuurlijk ingrijpen vereist.
  2. Mensen zijn onderdeel van het proces, en hebben met de mensapen een gemeenschappelijke voorouder.
  3. Maar mensen zijn ook uniek op een manier die een evolutionaire verklaring uitdaagt en wijst op onze geestelijke aard. Dit geldt ook voor het bestaan ​​van de Morele Wet (de kennis van goed en kwaad) en het zoeken naar God, dat door de geschiedenis heen alle menselijke culturen karakteriseert. Collins voegt eraan toe: “Als men deze zes premissen aanvaardt, dan ontstaat een volledig plausibele, intellectueel bevredigende, en logisch consistente synthese: God, die niet beperkt is in tijd en ruimte, schiep het universum en maakte de natuurwetten die het besturen”.

Maar hoe kan dat dan, als uit de hierboven genoemde inleidende opmerkingen blijkt dat het theïstisch evolutionistische / wetenschappelijke wereldbeeld het zonder de Schepper kan? In het beste geval is God een onnodige verklaring geworden, die zeer weinig werk te doen heeft. Bovendien, als theïstische evolutie in overeenstemming is met naturalisme, het wetenschappelijke grote verhaal, dan moet theïstische evolutie opgevat worden als een uiting van sciëntisme en fysicalisme. Collins verbintenis met sciëntisme is ondubbelzinnig duidelijk: “Wetenschap is de enige betrouwbare manier om de natuurlijke wereld te begrijpen”.

Omdat zowel de aanhangers van theïstische evolutie als van het wetenschappelijke wereldbeeld, het evolutionaire proces en de wetten (die het universum besturen) als zijnde louter fysiek van aard beschrijven, dan volgt daaruit dat alleen een fysieke specificatie voldoende is ​​om ons te vertellen wat er in het verleden gebeurd is en wat er gaat gebeuren in de toekomst. Maar wat doet God dan of heeft God gedaan in of door middel van het evolutionaire proces? Hoe kan de geestelijke aard van de mens ‘ontstaan’ uit of worden veroorzaakt door materie of aap-achtige wezens, die niet geestelijk of zedelijk zijn in de zin zoals aangegeven door Collins (uitgangspunt 6)? Op welk moment in de menselijke evolutie is een eerdere en zogenaamd waarde-neutrale actie uitgegroeid tot een ‘morele’?

Het is, op zijn zachtst gezegd, logisch onsamenhangend.

Als God werkt in en door het evolutionaire proces; als de rol van God die van begeleider van het proces is/was; als het een vergissing zou zijn om te denken dat God elke gebeurtenis in deze wereld onder controle zou hebben en het een vergissing zou zijn te denken dat God bezig was met redeneren om “de loop van de gebeurtenissen in de gewenste richting te sturen” (hetgeen betekent dat “de evolutie niet hoeft te worden voorgeprogrammeerd om te kunnen worden beschreven als een afspiegeling van het goddelijk plan”), waarom wordt er dan een beroep gedaan op de Schepper? Als de aarde is voortgekomen uit het heelal; als het leven is ontstaan ​​uit de fysieke omstandigheden op aarde; als de mens zou zijn voortgekomen uit hominiden als producten van een natuurlijk proces, en als God werkt in en door het evolutionaire proces, wat was God dan aan het doen in het proces als Hij toezicht hield op het proces, maar de gebeurtenissen in het proces niet stuurde? Niet alleen zijn deze vragen nergens door de aanhangers van de theïstische evolutie gesteld en beantwoord, maar bovendien is niets van hun visie op God en het evolutionaire proces zinnig. Het is, op zijn zachtst gezegd, logisch onsamenhangend.

Let eens op het volgende. Giberson, Collins en Pope vertellen ons dat God de primaire oorzaak is van het universum, en het evolutionaire proces de secundaire oorzaak van wat tot aanzijn kwam, maar Pope geeft ook toe dat “de notie van secundaire oorzakelijkheid niet in de Schrift gevonden wordt”. Maar in volslagen innerlijke tegenspraak geloven aanhangers van theïstische evolutie dat de evolutietheorie, “goed begrepen”, het best beschrijft hoe God deze wereld en de mens tot stand bracht. Daarbij komt nog dat Pope ons het volgende vertelt. “Primaire oorzaak” moet niet zo worden opgevat dat God eerst optreedt, en vervolgens de secundaire oorzaak later, of dat de tweede oorzaak het gevolg is van Gods eerste handelen. Verre van dat, het primaire “verwijst naar een metafysische relatie, niet naar een opeenvolging in de tijd”. Dit is toch wel vreemd, want logischerwijs betekent het dat God niet bestond vóór de materie en/of het evolutionaire proces. Of, anders gezegd: God bestaat met of naast het proces, en was dan ook net zo afhankelijk van het proces als het proces afhankelijk was/is van God.

6. Schepping ex nihilo

Geloven aanhangers van theïstische evolutie dat God de wereld uit het niets (ex nihilo) schiep? Volgens theoloog en natuurkundige Ian Barbour heeft God dat niet zo gedaan. Pope acht het een vergissing om de schepping te identificeren met een begin van het universum in de tijd. Het zou volgens hen dan ook een vergissing zijn aan het proces te denken in termen van een plan of strategie die God heeft uitgevoerd om Zijn doelen te bereiken. Nogmaals, waarom wordt God ‘in’ het proces geplaatst, toen Hij het proces begeleidde, maar niet het eindresultaat kon controleren en plannen, of weten wat de resultaten zouden zijn? Wie, of is het ‘wat’, is deze ‘God’ die de aanhangers van theïstische evolutie voor ons beschrijven? Giberson en Collins vertellen hun lezers dat God een kunstenaar is die uit lelijkheid schoonheid en uit wanorde orde voortbrengt. . . de wereld is goed (Gen. 1:31) en dat het toppunt van die goedheid de mensheid is, gemaakt naar Gods beeld en die van God de opdracht kreeg de schepping te verzorgen.

Genesis 1:31 leert niet dat God de wereld ‘goed’ heeft geschapen, maar ‘zeer goed’.

Dit zijn zeer misleidende verklaringen. Ten eerste leert Genesis 1:31 niet dat God de wereld ‘goed’ heeft geschapen, maar ‘zeer goed’. Ten tweede geven deze uitspraken de valse indruk dat Giberson en Collins geloven in de letterlijke waarheid van Genesis 1-3, terwijl ze dat feitelijk niet doen. Terwijl ze een letterlijke interpretatie van de “goede wereld” die God schiep lijken te accepteren, lijken ze te negeren wat “zeer goed” (in de context waarin het voorkomt) inhoudt en met zich meebrengt: de schepping kon niet erg goed geweest zijn als er “lelijkheid” en “stoornis” in de wereld waren voorafgaand aan het moment dat de Schepper de woorden “zeer goed” sprak. Giberson en Collins nemen dus aan dat hun conclusie juist is voordat een argument wordt gegeven ter ondersteuning ervan. Ten derde lijken ze de letterlijke waarheid van “de mensheid als het hoogtepunt van die goede schepping” te accepteren terwijl ze niet geloven dat Genesis 2 feitelijke beschrijvingen geeft van de schepping van Adam en Eva. Ook Pope is van mening dat Adam en Eva geen letterlijke mensen waren; Lamoureux gelooft zelfs dat Adam nooit heeft bestaan, en Brannan stelde voor dat we aan Adam moeten denken als aan een kind, dat niet in staat was om onderscheid te maken tussen goed en kwaad, en dus ook niet verantwoordelijk was voor de dood, de pijn en het lijden die in de wereld kwamen. Hun verklaringen zijn daarom ​​zeer arbitrair. En tot slot is hun opvatting van de Schepper ook niet in overeenstemming met het karakter van de Schepper zoals geopenbaard in de Schrift. Als God orde schiep vanuit de wanorde, dan moeten we weten waar die wanorde vandaan kwam en wie of wat verantwoordelijk was voor die wanorde. En als God in en door het evolutionaire proces werkte en in staat was wanorde te scheppen, dan zou Hij zeker ook in staat moeten zijn geweest om orde te scheppen zonder de in eerste instantie aanwezigheid van wanorde. De indruk die we overhouden uit uitspraken van sommige theïstische evolutionisten, is dat onze Schepper niet echt almachtig is, laat staan ​​absoluut intelligent.

Lamoureux die drie doctoraten heeft, namelijk in de tandheelkunde, evolutionaire biologie en evangelische theologie, verklaarde stellig dat de wetenschap “laat zien hoe de Schepper de wereld schiep”, terwijl “de Bijbel precies [openbaart] wie het heeft gemaakt”. Hieruit volgt dat elk mens op aarde (met inbegrip van onze Heer) die de eerste hoofdstukken van Genesis las, een leugen geloofde totdat Darwinisten in het wetenschappelijke landschap verschenen om aan ons te openbaren hoe God eigenlijk de wereld gemaakt had. Lamoureux, zo lijkt het, heeft onbewust ons gevraagd om hem niet te serieus te nemen, daarom zullen we dat ook niet doen. Toch verwacht hij van ons dat we hem serieus nemen toen hij zei dat hij “de Bijbelse en de christelijke visie van intelligent design vasthoudt”. Maar uit nader onderzoek blijkt dat de aanhangers van theïstische evolutie ons redenen geven om precies het tegenovergestelde te denken. De “God” die zij beschrijven ontbeert niet alleen de intelligentie om duidelijk te communiceren hoe Hij de wereld heeft geschapen; Hij heeft niet alleen ons onthouden hoe Hij de wereld schiep; Hij is niet alleen niet echt in de beheersing van het evolutionaire proces of elke gebeurtenis die in de wereld gebeurt, maar hoeft ook niet kleine details in, van of over het evolutionaire proces te weten. Daarom kunnen we hun god niet als de Schepper van de wereld accepteren.

7. Wat maakt ons tot mens?

Giberson en Collins nemen aan dat “verschillende menselijke kenmerken in het evolutieproces zouden kunnen zijn ingebouwd”, maar hun veronderstelling is volledig ongegrond. Als de mens afstamt van hominiden, zoals evolutionisten geloven, dan zullen we niet in staat zijn om te zeggen waar de “mensen” begonnen en waar ze eindigen. Te zeggen dat de Schepper ergens tijdens het evolutionaire proces enkele aap-achtige wezens voorzag van een ziel (of het beeld van God) zou ten eerste in strijd zijn met Collins’ uitgangspunt 4, of ten tweede betekenen dat zij toch zouden moeten accepteren dat de Schepper een wonder verrichtte. Als aanhangers van theïstische evolutie kiezen voor de tweede optie, net zoals ook de opstanding van onze Heer en Heiland uit de doden een wonder was, dan is er absoluut geen reden om niet te accepteren (te geloven) dat Adam door de Schepper rechtstreeks en onmiddellijk uit het stof van de aarde werd gemaakt, afzonderlijk van dieren, en in een volwassen vorm! (Gen. 2:7).

Aanhangers van theïstische evolutie hebben een inconsistent beeld van wat onze almachtige Schepper in staat is te doen en heeft gedaan.

Met andere woorden, aanhangers van theïstische evolutie hebben een inconsistent beeld van wat onze almachtige Schepper in staat is te doen en heeft gedaan. Maar als we Giberson en Collins serieus moeten nemen, dan is het volstrekt willekeurig waar in de evolutionaire ontwikkeling de ene natuursoort begint en een andere eindigt. De logische gevolgtrekking is dat er gewoon niet zoiets als een menselijke natuur bestaat. Hieruit volgt dat het voor de aanhangers van theïstische evolutie inconsistent is om zelfs te verwijzen naar of te spreken over de menselijke natuur. In ieder geval weten aanhangers van theïstische evolutie heel goed dat ze niet kunnen toegeven dat er een discontinuïteit bestaat tussen dieren en mensen. Maar dat schept weer een ander probleem voor evolutionisten. Als het evolutieproces puur fysiek en gedachteloos is, hoe kan een onstoffelijke ziel en geest uit de materie tevoorschijn komen? Met andere woorden, hoe kunnen primitieve organismen zich vanzelf ontwikkelen tot super-complexe wezens?

Als een eerste reactie moet worden gezegd dat een overzicht van de kritiek op de christelijke fysicalisten heeft aangetoond dat: als hun stelling waar is, dat de mens identiek is aan zijn lichaam/brein of gewoon een eigenschap van de hersenen is, dan zal door veranderingsprocessen een uniformiteit van identiteit onmogelijk zijn. En dat zou betekenen dat de opstanding en het leven na de dood onsamenhangende begrippen zijn, het bestaan ​​van engelen, satan en demonen een illusie is (Garcia), de vrije wil en het eeuwige leven onverenigbaar zijn met christelijk fysicalisme (Larmer), en het allerbelangrijkste, dat de menswording van Christus niet waar kan zijn (Siemans). De tweede reactie is, dat als de ziel een immateriële entiteit is, radicaal verschillend van aard dan het materiële (hominide) lichaam waaruit het ‘ontstaan’, er dan geen logische reden is om het idee uit te sluiten dat engelen (Gods “… dienende geesten… ” [Hebreeën 1:14]) ook uit hominiden konden zijn voortgekomen. Maar als fysicalisten deze mogelijkheid uitsluiten, dan wordt hun visie onsamenhangend en contraproductief.

Het lijkt erop dat immateriële entiteiten zoals ziel, geest, verstand en onveranderlijke naturen voor “christelijke” fysicalisten geen natuurverschijnselen zijn, en zijn daarom niet consistent en passend bij theïstische evolutie. Er is daarom slechts één manier waarop aanhangers van theïstische evolutie hun probleem kunnen overwinnen, en dat is door een mens te reduceren tot een lichaam of de hersenen. Maar dat zal niet lukken, want God is een compleet persoon zonder fysiek lichaam en fysieke hersenen. Hij is ook de eerste Persoon in een reeks van volgende personen, zowel engelen als mensen, en daardoor in staat door te geven wat Hij al bezat, namelijk persoonlijkheid.

8. Etiologische opvattingen

Giberson en Collins stellen dat een “overtuigende verklaring van de oorsprong van het leven hier op aarde nog niet is geleverd”. In flagrante tegenspraak met wat de Bijbel beweert, menen zij dat “de Bijbel niet aangeeft dat God voor elke nieuwe soort, een voor een, een unieke opdracht uitsprak”. Bedenk dat aanhangers van theïstische evolutie zich houden aan de ‘wetenschappelijke wereldbeschouwing’. Welnu, als atomen, de meest elementaire bouwstenen van de materie, puur fysiek van aard zijn, zoals ook het evolutionaire proces fysiek van aard is, hoe kan levenloze en onbewuste materie er de oorzaak van zijn dat leven en bewustzijn ontstaan? Panpsychisten (mensen die geloven dat alle materie bezield is) en panexperientialisten (mensen die menen dat alle cellen, moleculen en atomen een zekere mate van ‘bewustzijn’ hebben) realiseerden zich dat deze vraag onoverkomelijke obstakels voor de aanhangers van theïstische evolutie creëert. Daarom veronderstellen zij dat alle objecten in het universum zowel een innerlijke als een psychologische aard hebben; dat fysieke werkelijkheid bewust is; dat geest/bewustzijn een fundamenteel kenmerk van de wereld is en dat atomen ervaringen hebben. Dit betekent dat de aanhangers van theïstische evolutie ernstig het feit moeten overwegen dat ze niet langer theïsten zijn, althans niet in bijbelse zin of bedoeling, maar wel panpsychisten, zo niet pantheïsten.

9. Epistemologische opvattingen

Lamoureux schrijft dat Genesis 1-2 een weerspiegeling is van de “wetenschap-van-de-dag in het oude Nabije Oosten, en dit zet vraagtekens bij de historiciteit van de schepping van de mens, zoals vermeld in de Bijbel”. “Geen van deze ‘verklaringen’ kunnen actuele beschrijving zijn”, aldus Giberson en Collins. Het is duidelijk dat de aanhangers van theïstische evolutie de wetenschap plaatsen in een of ander verheven verhaal over feiten, terwijl zij de leringen van de Schrift verlagen tot slechts het geloof dat God de wereld schiep. Daarom is de brandende vraag: ‘Hoe interpreteren evolutionaire creationisten de eerste hoofdstukken van de Heilige Schrift?’”. Iemand als Lamoureux erkent wel de verheven aard van de Schrift door ernaar te verwijzen als “Heilige”, hij erkent dat Genesis 1-11 werd aanvaard door de nieuwtestamentische schrijvers, met inbegrip van onze Heer, als letterlijke geschiedenis, maar vervolgens negeert hij alles wat hij (Lamoureux) zelf zei.

Aanhangers van theïstische evolutie wordt door hen kennelijk belangrijker geacht dan de Bijbel.

Aanhangers van theïstische evolutie laten ons geen andere keuze dan te concluderen dat noch de Bijbel noch de Schepper consistent is met of thuis is in de levensbeschouwing van theïstische evolutionisten. Wetenschap wordt door hen kennelijk belangrijker geacht dan de Bijbel. Pinker gaat zelfs zover dat hij zegt, dat wetenschappers al “ontdekt” hebben dat immateriële entiteiten zoals de ziel, geest, bewustzijn, zelf, ik of mij niet bestaan. Murphy brengt dit ‘inzicht’ onder woorden als volgt: “Neurowetenschap is nu bezig de Darwinistische revolutie te voltooien, waardoor de geest binnen het bereik van de biologie komt. Kort gezegd is mijn bewering als volgt: alle menselijke vermogens die ooit zijn toegeschreven aan de onstoffelijke geest of ziel worden nu overgegeven aan de inzichten van de neurobiologie”.

Kortom, Murphy en collega-aanhangers van theïstische evolutie beseften dat een onstoffelijke ziel en geest van nature niet passen in het wetenschappelijke / atheïstische evolutionaire wereldbeeld dat zij en voorstanders van het naturalisme aanhangen. Daarom wordt ten onrechte aangenomen dat de neurowetenschap hun visie bevestigt terwijl dat niet zo is. Toch is hun missie slechts op één ding gericht: christenen ervan te overtuigen dat een mens niets meer is dan een lichaam/brein. De vraag is: tegen welke prijs? In tegenstelling tot de christelijke fysicalisten die het ongemakkelijk (“onnatuurlijk”) vinden om de onstoffelijke ziel en geest in hun wereldbeeld te passen, is het volkomen consistent met en passend bij het jonge aarde creationisme. Daarom is elke ontkenning van het bestaan ​​van deze entiteiten een ernstige aantasting van de Schrift en niet een prijs die aanhangers van jonge aarde creationisme moeten betalen.

10. Ethische opvattingen

Aanhangers van theïstische evolutie moeten worden uitgedaagd om uit te leggen hoe het leven kan komen uit niet-leven en hoe iets niet-fysieks kan ontstaan uit iets fysieks. Precies dezelfde uitdagingen zijn er voor hen op het gebied van de menselijke moraal. Dat ze zich realiseerden dat de menselijke moraal een probleem vormt voor hun etiologie (leer over de oorzaak van iets) is buiten kijf: “De moraal kan niet worden gefundeerd in atomen en moleculen” (Giberson en Collins). Dit betekent dat de morele betekenis van “verkrachting is fout” niet kan worden gefundeerd in de menselijke evolutionaire geschiedenis. Het wordt daarom logisch inconsistent om te betogen dat leven, bewustzijn, geest, en mentale capaciteiten wel zouden kunnen ontstaan ​​uit materie, maar de moraal niet.

Pope heeft heel wat te zeggen over de menselijke natuur, de menselijke capaciteiten en moraal vanuit een evolutionair gezichtspunt. Twee ervan vragen aandacht. De eerste is dat moraal zelf niet evolueerde, maar niettemin het resultaat is van het evolutieproces. Ten tweede, dat elke opvatting die God of het evolutionaire proces als de enige bron van moraal beschouwt, onaanvaardbaar is voor de theïstische evolutionist, aldus Pope. We weten inmiddels waarom zij dat zeggen: God is afhankelijk van het proces zoals het proces afhankelijk is van God. Eén opmerking zal voldoende zijn. Als het een gezond principe is dat een eerste lid in een reeks van opeenvolgende leden alleen kan doorgeven wat hij zelf bezit, dan is Pope inconsistent als hij zegt dat we onze morele zin niet erven van zogenaamde hominide voorouders. De alternatieve verklaring zou er een zijn die in overeenstemming is met de Schrift, en dat is dat de Schepper van de mensen de oorzaak is van hun morele aard.

Hoe zit het met het kwaad? Ten eerste, aanhangers van theïstische evolutie zijn van mening dat “het probleem van het kwaad … geen enkel bevredigend antwoord heeft” (Giberson en Collins). Ten tweede, volgens theïstische evolutionisten hebben aanhangers van jonge aarde creationisme het gewoon mis als zij “veronderstellen” dat de dieren “voor de zondeval geen vleeseters waren” (Giberson en Collins). Ten derde, “het iets van de schepping toeschrijven aan de aard van satan, betekent volgens Giberson en Collins het verheffen van satan van een schepsel tot een medeschepper van de wereld met God”. Ten vierde, “een God die schept door direct ingrijpen, moet verantwoordelijk worden gehouden voor al het slechte in de wereld” (Giberson en Collins). En tot slot: “Als menselijke zonde niet de schuldige is die verantwoordelijk is voor al het kwaad in de wereld, wie dan wel?” (Giberson en Collins). We zien tot welke vreemde opvattingen de visie van (een deel van de) aanhangers van theïstische evolutie leidt.

Ja, wie is dan wel verantwoordelijk, als volgens aanhangers van theïstische evolutie een letterlijke interpretatie van Genesis 1-3 niet aan de orde is, en wanneer de satan, God, en zonde zijn uitgesloten als mogelijke oorzaken van het kwaad in de wereld? Het antwoord kan kort zijn: het evolutionaire proces is dus de schuldige (Giberson en Collins; Pope). En dat creëert het zoveelste probleem voor aanhangers van theïstische evolutie. Nogmaals, wat is/was God in en door het proces aan het doen, en hoe kan het proces kwaad produceren als de Heilige Geest het proces leidde? De logische gevolgtrekking is dat de Heilige Geest was misleid of niet helemaal almachtig was om het proces te beheersen of te sturen. Dat laat een onlogische implicatie van hun wereldbeschouwing zien. Welke alternatieven de aanhangers van theïstische evolutie ook naar voren zouden brengen, het zal tegen de duidelijke feiten van de Schrift zijn.

11. Conclusie

Theïstische evolutie is niet in overeenstemming met de bijbelse wereldbeschouwing en hoe alles tot stand kwam. Ook is het zo dat God niet past bij de theïstisch evolutionistische wereldbeschouwing of het wetenschappelijke wereldbeeld, zoals atheïsten aanhangen. Theïstische evolutionisten behoren te bedenken dat ze vanwege hun visie panpsychisten, zo niet pantheïsten, zijn of op zijn minst een versie daarvan. Stellen dat God in een natuurlijk proces aanwezig is, maar niettemin ook de natuurlijke wereld overstijgt, zijn niets meer dan lege woorden wanneer hun beschrijvingen van God Hem verlagen tot iets wat minder is dan hoe de Bijbel Hem beschrijft.

Als God de eerste Persoon is in een reeks van volgende personen, zowel engelen als mensen, dan zijn de geest, bewustzijn, mentale toestanden, bewustzijn en moraal geen natuurlijke verschijnselen, en horen zij daarom niet thuis in theïstische evolutie. Het is om deze reden dat aanhangers van theïstische evolutie ofwel het bestaan ​​van immateriële zielen, geesten, bewustzijn, en de menselijke natuur moeten verwerpen, of accepteren dat een mens wordt gevormd door twee radicaal verschillende ontologische soorten gegevens: een onstoffelijke geestelijke ziel en een materieel lichaam. Bovendien, wanneer het bestaan ​​van deze verschijnselen wordt ontkend, dan kan men niet naar hen verwijzen om iets over menselijke wezens uit te leggen, met inbegrip van het feit van een onstoffelijk bestaan ​​in een tussenstaat tussen dood en de opstanding uit de doden bij de wederkomst van Christus.

Als een proces blind, hersenloos en onbewust is, dan kan dat proces niet denken over het verschil tussen goed en kwaad, en is het daarom niet in staat om het ene of het andere te kiezen; het onderscheid is voor een dergelijk proces onzichtbaar. Aan de andere kant, als de Heilige Geest het proces geleidde, zoals aanhangers van theïstische evolutie beweren, dan is de logische conclusie uit hun uitgangspunten dat God de oorzaak van het kwaad in de wereld moet zijn en Zelf niet almachtig is. En dat is echter in strijd met Gods Woord.

De theïstische evolutie is onverenigbaar met de Schrift.

We concluderen dat de wereldbeschouwing van theïstische evolutionisten niet voorziet in een coherente beschrijving, verklaring en begrip van de soorten entiteiten die er bestaan, hun aard, hun ontstaan, de oorzaak van het kwaad in de wereld, en hoe het kan worden gekend. Evenmin is theïstische evolutie verenigbaar met de Schrift. Er is voor aanhangers van theïstische evolutie dus maar één manier om aan de onlogische implicaties van hun opvattingen te ontsnappen, namelijk door hun theïstisch evolutionisme op te geven en een historisch-grammaticale interpretatie van Genesis 1-3 te volgen.


Auteur Callie Joubert, Zuid-Afrika; Vertaling en bewerking: Piet Guijt | Bron: Theistic Evolution: An Incoherent and Inconsistent Worldview? Bron: Answers Research Journal 5 (2012): 99–114. PDF_bestand

 

Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur / vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.

Help je mee?

Heb je een artikel gelezen en heeft het je geholpen? We zouden het waarderen als je een paar euro overmaakt, zodat de website online beschikbaar blijft.

Meer lezen?

Share This