Geestelijke diagnostiek

| Aangepast 04-11-2024 | Geplaatst 04-06-2004 | Leestijd 31 minuten

In de gezondheidszorg zien we een verschuiving naar een meer relationele en procesmatige benadering van de mens, een ontwikkeling die een welkome tegenhanger vormt van het reductionisme. Dit reductionisme, dat de mens vaak als een machine beschouwt die gerepareerd moet worden, is diepgeworteld in de praktijk, ondanks het theoretische verzet ertegen. Patiënten met chronische klachten worden nog steeds ingedeeld in strikte categorieën van ‘somatisch’ of ‘psychisch’, waarbij velen strijden voor erkenning van hun lijden. Terwijl de moderne hersenwetenschap de complexiteit van de mens onthult, blijft een Bijbels perspectief op gezondheid vaak onderbelicht. De Bijbel heeft waardevolle inzichten in de relatie tussen geest, ziel en lichaam, maar wordt in de zorgpraktijk te weinig geïntegreerd. Dit artikel van Gerald Feller gaat daar dieper op in, en benoemd de rol van het gebed en de functie van het geweten.

Inleidend

In de gezondheidszorg is er een ontwikkeling in de diagnostiek waar steeds meer oog is voor het relationele, procesmatige in de mens. Dit is een goede ontwikkeling omdat het zich steeds meer afzet tegen het reductionisme in de zorg waarin men, in geval van klachten, de mens bijna als een machine beziet waarin af en toe wat vervangen moet worden. Hoewel iedere zichzelf respecterende werker in de gezondheidszorg dit reductionisme in theorie afwijst, is de praktijk vaak anders. Ondanks interdisciplinair overleg, protocollen in de zorg, en onze deskundigheidstrainingen blijft het denken over gezondheid maar heel beperkt. Men verdeelt klachten en ziekten nog steeds naar ‘somatisch’ of ‘psychisch’. De bijna één miljoen chronische zieken en arbeidsongeschikten in Nederland vallen vaak ten prooi aan dit gedachtegoed. Vaak strijden de wat men noemt ‘psychisch’ zieken voor een ‘somatische’ erkenning in de patiënten- en belangenverenigingen. Dit omdat dit voor menigeen toch beter ‘in de markt ligt’ dan iets wat ‘tussen de oren‘ zou zitten.

Natuurlijk is de Bijbel geen medisch handboek, maar er staat veel in over de bedoelingen van God met de mens.

Langzamerhand blijkt bij het toenemende hersenonderzoek dat bijna alles ‘tussen de oren’ zit, maar dan op een andere wijze dan algemeen gedacht wordt. Alle neurologische, psychische, hormonale en organische interacties worden op interactieve, hiërarchische wijze gecoördineerd door onze hersenen. Juist bij modern hersenonderzoek lijken de grenzen tussen onze ‘hardware’ en onze ‘software’ te vervagen. Men is steeds meer op zoek naar een mensbeeld wat een raamwerk voor dit denken en deze diagnostiek kan vormen. In de moderne gezondheidspsychologie is men dan ook steeds meer op zoek naar de relatie tussen psyche (en geest) en lichaam. Helaas wordt dit denken vaak ingevuld door het Zen- of Tao- gedachtegoed omdat men vanuit die levensfilosofie het meest op dit terrein gepubliceerd heeft. Christenen die vanuit een bijbels denken toch veel meer over deze relaties zouden moeten weten, blijven achter. Natuurlijk is de Bijbel geen medisch handboek, maar er staat veel in over de bedoelingen van God met de mens. Gezondheid wordt bijbels gezien ook relationeel geformuleerd, de relatie naar God, de medemens, de natuur en relaties in de mens naar geest, ziel en lichaam.(Gen. 2:7, Gen. 2 (:?), 1 Thess. 5:23). Vele christenwerkers in de zorg weten dat er in de Bijbel een onderscheid is tussen de psyche en de geest van de mens. En toch heeft deze wetenschap in de diagnostiek van hun handelen nauwelijks een plaats.

Meten is weten

In een gesprek dat ik vorig jaar met een aantal christenpsychologen had, werd aangegeven dat ze in hun diagnostiek op geen enkele manier rekening hielden met de geestelijke wereld en de positie van mensen hierin, domweg omdat het nauwelijks te meten zou zijn. Men gaf aan dat er op dit gebied veel uitwassen zijn. Aan de ene kant gelooft men dat geestelijk leven een belangrijke relatie heeft met wat men noemt ‘psychisch lijden’. Aan de andere kant kan men het niet objectiveren en doet men er daarom maar helemaal niets mee. Nu past ons inderdaad een grote bescheidenheid op dit terrein omdat alleen de Geest Gods ons kan leiden zodat we het geestelijke met het geestelijke kunnen vergelijken (1 Kor. 2: 13). Zo is het bijvoorbeeld wel duidelijk dat zondig gedrag ook allerlei klachten kan veroorzaken (Ps. 32: 4).

Christen-hulpverleners verschuilen zich achter de secularisatie in de zorg, maar vergeten dat anderzijds de spiritualiteit van Tao en Zen en de new age oprukken, en steeds meer integreren in de reguliere zorg.

Ook voor iedere christen is het duidelijk dat onze geest, tot leven gewekt, gereinigd en verdedigd dient te worden voor de gevallen geestelijke wereld om ons en in ons. Vaak ziet men een monocausaal denken waarbij in de geestelijke gezondheid geen rekening gehouden wordt met biologische of genetische tekorten trauma ’s of psychosociale zwaktes. Bij een verstuikte enkel kunnen bijvoorbeeld geesten worden uitgedreven als ‘enige’ oorzaak van het trauma. Door deze geweldige complexheid van de schepping van de mens, vervallen ook vele christenen tot een reductionisme, waarbij men feitelijk niet alleen de invloed van de boze ontkent maar ongewild ook vaak de positieve, genezende, krachtgevende, genadevolle en zegende invloed van God door Jezus Christus vergeet. De mogelijkheden om in Hem de boze te weerstaan en de heerschappij van de zonde te overwinnen is iets wat in de behandelprotocollen niet is opgenomen. Christen-hulpverleners verschuilen zich achter de secularisatie in de zorg, maar vergeten dat anderzijds de spiritualiteit van Tao en Zen en de new age oprukken, en steeds meer integreren in de reguliere zorg. Als aanzet om dit ‘verderf’ tegen te gaan wil ik een aantal ijkpunten kort benoemen die ons inzicht geven in het geestelijk leven en die tot op zekere hoogte via vragenlijsten en gesprekken in meer- of mindere mate gemeten kunnen worden.

De schaal van Engel

Een van de eerste meetinstrumenten die ik gezien heb was de schaal van Engel, die door J. Lucasse gepubliceerd is in het boek: “God is bij machte”. Hierin is de 0-lijn van het meten, de wedergeboorte, de geloofszekerheid een nieuwe schepping in Christus te zijn. De schaal geeft inzicht in het procesmatige wat hier in acht stappen aangegeven wordt om tot die wedergeboorte te komen. Vervolgens wordt in vijf tot acht stappen inzicht gegeven hoe dit geloof op een gezonde wijze kan integreren in die mens tot een gezond, psychosociaal wezen, die gericht is op God, de medemens en de natuur zoals God het bedoeld heeft. Natuurlijk kun je hier niet gelijk een aantal medische conclusies trekken, maar het geeft aan hoe je een geestelijke positie kunt bepalen.

Vragen met betrekking tot het godsbeeld

Het bewuste of onbewuste interpretatiekader van hoe men zichzelf of zijn klachten plaatst, is sterk afhankelijk van drie factoren, namelijk 1) het godsbeeld, 2)  het mensbeeld en 3) het wereldbeeld. Om iemands geestelijke gezondheid te meten en de invloed die dit op zijn klachtenpatroon heeft, zullen we meer onderzoek moeten doen naar iemands godsbeeld. In de Bijbel staat dat we God leren kennen door Jezus Christus, de Heilige Geest en de Bijbel, het Woord van God. De vraag: “Wie is God voor u nu?”, is een heel belangrijke vraag. Sommigen zullen deze vraag beantwoorden naar wat zij denken dat het verwachtingspatroon van de therapeut is, anderen vanuit hun gevoel van dat moment (depressieve cliënten), weer anderen vanuit hun opvoeding en culturele achtergronden (vaderbeeld). Anderen zullen duidelijk hun geestelijke positie aangeven (zie ook schaal van Engel). Vaak komt men al in contact met “de over geestelijkheid”. En vaak zal men ook horen: “Hij betekent niets voor mij”, of “Ik zou Hem graag leren kennen”. Rom. 1: 22,23 geeft ook een aantal mogelijkheden: “Bewerende wijs te zijn, zijn ze dwaas geworden en ze hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door wat gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en kruipende dieren”.

Omdat de vraag ‘wie God nu voor je is’ op talrijke manieren beantwoord kan worden, is het van belang deze aan Bijbelse criteria te toetsen.
De tweede vraag moet dan zijn: “Wie is Jezus Christus voor u nu?”, “Verschilt dit met vroeger en hoe?”. Jezus Christus is God die ook mens geworden is en die de uitdrukking van het wezen van God is. ((Hebr. 1:3; Joh. 14:1,11; Joh.17:2). De derde vraag naar het godsbeeld kan dan zijn: “In de Bijbel heeft de Here Jezus veel namen en titels, onderstreep in de onderstaande lijst 5 onderwerpen die je het meest aanspreken in Jezus”.

“Welke naam of titel spreekt je het meest aan bij Jezus Christus?”.

  • Verlosser Messias Zoon van God  Rabbi
  • Geneesheer Rechter Licht des Levens Woord des Levens Schepper
  • Hogepriester Voorganger God én mens Vader (eeuwige) Broeder
  • De Weg De Waarheid Het Leven De Opstanding De 1ste en de laatste
  • Het Woord De Rechtvaardige De Uitverkorene De (hoog) Heilige De Wijnstok
  • De Koning Heer Here der Heerscharen De Leeuw van Juda Mensenzoon
  • Zon der gerechtigheid Zoon van David Blinkende Morgenster Brood des Levens De Eersteling
  • Lam Gods Vriend De Deur Heerser Bron des Levens
  • De Graankorrel Meester De Belofte Dienaar Vredevorst
  • Sterke God Wonderbare Raadsman Elohim Adonai Jehova
  • Overwinnaar Lijdende Knecht De Christus De Rots Het Fundament
  • De Hoeksteen De Gezalfde Het Heil Gods Genade Gods Voleinder van het geloof
  • Wijsheid Gods Hoofd van het Lichaam Eerstgeborene Het Begin De Bruidegom
  • De Geliefde De koning der eeuwen Beeld van de onzichtbare God De onzienlijke De middelaar
  • Heiland De Leraar Lijdende Knecht Afstraling Heerlijkheid Gods Levensvorst
  • Getrouw en Waarachtig Zaligmaker De Almachtige De Waarachtige
    Andere zoals:

Heeft de ondervraagde in zijn leven ervaringen gehad, die hij aan God toeschrijft en zo ja, welke en hoe heeft hij deze geïnterpreteerd en wat voor betekenis hebben deze voor hem in het hier en nu? Ziet hij zichzelf als slecht of goed, als verloren of aanvaard, passief afhankelijk van Gods genade of met eigen gegeven mogelijkheden en wil om deze samen met God en anderen te mogen ontwikkelen? Denkt hij zwart /- wit, zo ja, waarover?:; moet hij alles zelf perfect kunnen, of is er ruimte voor groei, relaties, openheid, geven en ontvangen?

Vragen tot betrekking met de Heilige Geest

Deze vragen hebben vooral betekenis voor de communicatie die cliënten ervaren in hun relatie met Jezus Christus.

  • Wat betekent de Heilige Geest nu voor u?
  • Bidt u vaak, en worden gebeden beantwoord?
  • Welke gebeden bidt u het meest? (zie schema’s).
  • Krijgt u dromen, visioenen, beelden waarvan u denkt dat ze van God zijn?
  • Hebt u geestesgaven van God ontvangen, welke? (1 Cor. 12). Er is een uitgebreide gaventest ontwikkeld door Christian Schwartz die uitgegeven is door uitgeverij Gideon te Hoornaar.

Soorten van gebed

  • Het aangezicht van God zoeken Ps. 27:8 (vgl Rom. 3:11), Ps. 25:11-15, 2 Kon. 19: 14-15, 2 Kron. 7:14, Neh. 1:4
  • De Here Jezus toelaten in je hart Op. 3:20, Hebr. 4:16, Hebr.10:19-24
  • Belijden van zonden 1 Joh. 1:9, Joh. 14:15-17 en 25-27
  • God de eer geven Luk. 18:10-14, Hand. 16:25, Matt.6:9
  • Ons hart uitstorten voor God Ps. 62:9, 1 Sam. 1:15
  • Stil zijn voor God Ps. 62:6, Ps. 131:2, Rom. 8:26,27
  • Kracht ontvangen Ef. 1:17-19, Luk. 22:40,46 Jes. 40:31, Matt. 26:41
  • Wijsheid ontvangen Jer. 33:3, Jac. 1:5, Gal.5:25
  • Veranderen Luk. 9:28,29
  • Belofte aan God 1 Sam. 1:11, Ps. 56:13
  • Vragen om een teken Richt. 6:17-21, vgl. Luk.11:29-32

Onderdelen van een gebed

  • Aanbidding-Lofprijzing Ps. 40:14, Matt. 26:30, Hand. 16:25, Ef. 5:19, Kol. 3:16, Ps. 30:5, Neh. 11:17, Ps. 103, Ps. 50:23, Matt. 6:13, Op. 5:12,13, Ps. 30:5
  • Danken Ps. 50:23, 2 Kor. 9:12, Ef. 5:20, Fil. 4:6, Kol. 2:7
  • Smeekbede Dan. 6:12, Ef. 6:18, Fil 4:6, 1 Petr. 3:8-12
  • Voorbede Voor koningen, hooggeplaatsten 1 Tim. 2:1-4
  • Voor behoud van mensen Rom. 10:1
  • In verdrukking Hand. 12:5, Fil. 1:19
  • Voor genezing Jac. 5:14-16
  • Voor de vijand Matt. 5:44, Luk. 6:28
  • Voor broeders en zusters Fil. 1:4, Kol. 1:9

Vormen van gebed

  • Persoonlijk gebed 1Sam. 1:10-15, Matt. 6:5-6, Matt. 14:23
  • Gemeenschappelijk gebed Luk. 1:10, Hand. 1:14, Hand. 2:42
  • Gesloten gebed Matt. 26:26, Hand. 20:31-36
  • Open gebed Hand. 2:41-47, Ef. 5:18-21

Hoe moeten we bidden?

  • In geest en waarheid en liefde Joh. 4:24
  • In Jezus naam en naar Zijn wil Joh. 15:16, Joh. 16:23-26, 1 Joh. 5:14
  • In geloof Matt. 17:15-21, Hebr. 11:6, Jac. 1:6,7
  • Zonder haat en in eenparige liefde Matt. 18:19,20
  • Met volharding Luk.18:1, Ef. 6:18, Kol. 1:9, 1 Thess.5:17
  • Met verstand 1 Petr. 4:7, 1 Kor. 14:14,15,
  • In de geest 1 Kor. 14:14,15, Jud. 20
  • Eenvoudig Matt. 6:7,8

Ik geef er de voorkeur aan, dat de patiënt zelf bidt en hem zo te laten ervaren, wat dit hem doet, welke gedachten, herinneringen en gevoelens dit bij hem oproept. Vaak kan hij zich in gebed dieper uitspreken dan in ‘face to face’ contact met de therapeut. Ook komen zijn weerstanden en conflicten duidelijker naar voren. De therapeut kan ook hierover doorpraten en hiermee wordt het therapeutische proces verdiept. Bij andere patiënten geeft het gebed echter veel angst, of roept het diepe gevoelens bij de patiënt op, die hij nog niet aankan. De therapeut moet dan ook kunnen inschatten of de patiënt dit wel wil en aankan.

De therapeut kan ook uit psychotherapeutisch oogpunt zelf voor de patiënt bidden. Hij kan dan kiezen, afhankelijk van de draagkracht van de patiënt, of hij steunend, toedekkend bidt, wat de eigenwaarde van de patiënt versterkt, hem niet alleen doet zijn, en hem beschermt en draagt en waarin hij gebruik kan maken van metaforen (beelden). Of hij kan kiezen om meer inzicht gevend, ontdekkend te bidden, waarbij de dingen bij de naam genoemd worden (b.v. trauma’s), gevoelens worden opgeroepen, om inzicht wordt gebeden en meer open, luisterend naar God en jezelf, de dingen worden doorgebeden.

Kiest hij voor de eerste vorm, dan is nagesprek veelal niet nodig en ongewenst. Kiest hij voor de tweede vorm, dan is nagesprek altijd noodzakelijk om te bespreken wat het gebed heeft opgeroepen, ja zelfs tijdens het gebed dient daar voortdurend bij stilgestaan te worden.
Zoals gezegd is mijn ervaring dat door gebed, op de juiste wijze en tijd gebruikt als hulpmiddel, het contact wordt verdiept en de patiënt zich meer durft te openen om de moeilijke weg van zelfonderzoek te gaan en dat niet alleen, maar in relatie met God en de ander. Hij leert zo zichzelf en God meer en meer kennen en deze ervaring is mij dierbaar geworden.

Vragen met betrekking tot de Bijbel, het Woord van God

  • Wat betekent de Bijbel voor u?
  • Is dit boek voor u wetgevend, richtinggevend of een mogelijk voorbeeld?
  • Hoeveel leest of studeert u nu in de Bijbel?
  • Is de Bijbel een Woord van God of een woord over God voor u?
  • Zijn er teksten in de Bijbel die voor u een speciale betekenis hebben?

Soms kunnen Bijbelteksten bij cliënten ook heel selectief, negatief gebruikt worden.

Soms kunnen Bijbelteksten bij cliënten ook heel selectief, negatief gebruikt worden. Gekleurd door hun achtergronden en opvoeding of door hun gevoelsstoornissen worden steeds weer de ‘negatieve’ teksten uitgelicht, en identificeren ze zich vaak ten onrechte met de grootste zondaars, of mensen die de zonde tegen de Heilige Geest hebben begaan. Anderen zijn weer ‘overgeestelijk’ en zijn alleen gefixeerd op het positieve denken en bijvoorbeeld het ‘voorspoedevangelie’. Het is belangrijk bij cliënten inzicht te krijgen in hoe de geestelijke werkelijkheid is doorgedrongen in de aardse realiteit. Staat die realiteit veraf van het dagelijks leven in de relaties die mensen hebben in hun gezin, familie, werk, kerk, samenleving, gezondheid, financiën, vrije tijd enzovoort. Kurt Blatter geeft in zijn boek “Stress deel 2, psychosomatische aspecten”, aan dat dit een bijbels spanningsveld is.

Er is een balans tussen de aardse realiteit (AR) en de geestelijke realiteit (GR). We belijden dat we hemelburgers zijn en in Christus in de hemel wandelen en tegelijk hebben we een leven als bewoner van deze aarde. Aan de ene kant belijden we dat we rimpelloos en rein zijn in Christus (Ef. 1: 4) en aan de andere kant zegt de Bijbel dat als we zeggen dat we geen zonde doen we dan liegen (1 Joh. 1: 8). Dit geeft een spanningsveld wat sommigen dreigen te ontvluchten door ‘overgeestelijk’ te worden. Ze uiten allerlei vrome teksten en zeggen dat ze Gods stem iedere dag vele malen ervaren, maar iedereen in zijn of haar omgeving ziet dat alle sociale en humane plichten en relaties in de aardse werkelijkheid tekort schieten. Een voorbeeld van een dergelijke vlucht is iemand die in zijn gezin verwaarloosd heeft, en zich asociaal en egoïstisch tegenover zijn omgeving verdraagt en daardoor allerlei spanningen ervaart, en wiens verklaringsmodel van zijn klachten is, dat hij ‘geestelijk’ aangevallen wordt, omdat we toch in de eindtijd leven. De schaal slaat dan door naar de geestelijke realiteit en er is geen balans met de aardse realiteit.
Bij anderen slaat de schaal van de aardse realiteit door, zij zien alleen nog maar hun tekortkomingen, zwaktes en zonden, en hebben nauwelijks besef van de genade van God.

Maar ook bij ernstige ziekte kan de geestelijke realiteit verstoord worden en stort de zieke zich in de wanhoop en ellende. Overigens komt ook overgeestelijkheid voor en heeft men nauwelijks oog voor de realiteit en de gevolgen van de ziekte. Het Bijbelse geheim is een integratie van de geestelijke werkelijkheid in de aardse werkelijkheid of, zoals Paulus het in Colossenzenbrief zegt, we moeten de (aardse) dingen van bovenuit bekijken waar Christus is, want ons leven is verborgen met Christus in God.

Vragen met betrekking tot de verhouding van AR en GR

  • Kent u een regelmatig gebedsleven, stille tijd?
  • Heeft God ook een plaats buiten uw kerkelijk leven, in uw werk, familie, ontspanning?
  • Ervaart u dat God tot u ‘spreekt’ en zo ja op welke wijze? Kunt u in een paar woorden duidelijk maken wat genade voor u betekent?
  • Hoe gaat u geestelijk om met problemen/klachten/stress?
  • Hebt u inzicht in Gods plan met uw leven?

Het geweten als geestelijke graadmeter

In de moderne psychologie en begeleiding wordt de functie van het geweten vaak als ‘prehistorisch’ en ouderwets geëtiketteerd. Lang geleden heeft men al afgerekend met deze bekrompen schuldgevoelens en zondebesef. Het geweten wordt dichtgeschroeid en men vervangt het woord schuld door het Hindoeïstische begrip maya of onwetendheid. Juist doordat men geen verschil meer kent tussen geest en ziel wordt het geweten vaak geformuleerd als een normen- en waardenstelsel op psychosociaal niveau, zoals het gevormd wordt door de invloeden van opvoeding, cultuur en verleden. Helaas functioneert het geweten bij veel mensen zo, maar in de Bijbel heeft het geweten als geestelijk orgaan een veel hoger doel. Het geweten neemt een uiterst belangrijke plaats in, als het gaat om de bevrijding en verlossing van de gehele mens. Door het oefenen van het geweten in de relatie met God en de medemens kan men ook de gemeenschap met God ervaren en beleven. Ook is het oefenen en fijngevoelig worden van het geweten een essentiële voorwaarde om de wil van God te kennen (Fil. 1:9). Zondeschuld en de invloed op onze psyché en lichaam is zeker een van de belangrijke onderdelen bij psychosomatische klachten. Omdat er bij veel christelijke hulpverleners nauwelijks kennis is van de Bijbelse betekenis van het geweten als belangrijkste geestelijk orgaan gaan we wat dieper op de betekenis hiervan in.

Christus vervult voor eeuwig (naar de ordening van Melchisedek) een Hogepriesterschap in het binnenste Heiligdom, waarin Hij met Zijn leven en bloed ons leven heiligt. Daarom hebben we de vrijmoedigheid om voor God te staan, door het reinigende bloed van Jezus. Als ons geweten rein is, dus zonder onbeleden bewuste zonden is, kunnen we de volle gemeenschap beleven en diepe innerlijke vreugde ervaren door de Heilige Geest.

Als we ons bewust blijven van zonden, richt onze geest zich er steeds weer op om die zonden weg te werken en blijft er geen kracht meer over voor hemelse dingen.

Hebr. 10:22 (SV) zegt: “Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart (geest), in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water”. Een slecht geweten wordt voortdurend aangeklaagd. De gemeenschap met Christus wordt belemmerd en verlamd. Als ons geweten niet in orde is, wordt onze toenadering tot God verkrampt, omdat we niet werkelijk geloven kunnen dat God iets tegen ons heeft. Het berooft ons van de vrijheid tot de gemeenschap met Christus. Daarom moet een christen in zijn geweten gereinigd zijn van aanklachten, door het bloed volkomen gereinigd, zodat er werkelijk geen aanklacht meer is. (Rom. 8:33,34) Als we ons bewust blijven van zonden, richt onze geest zich er steeds weer op om die zonden weg te werken en blijft er geen kracht meer over voor hemelse dingen. Bij verwaarlozing van de stem van de Heilige Geest in ons geweten ontstaat een vleselijke levenswandel. Het geweten vertelt ons of de verhouding met God en met de medemens rein is, en of onze gedachten en daden uit onze eigen wil of uit God komen. Bij een geestelijke groei zie je dat die twee steeds dichter bij elkaar komen. Zo kan de Heilige Geest spreken tot een gelovige; b.v. bij Paulus: (Rom. 9:1): “Ik spreek de waarheid in Christus, mijn geweten getuigt met de Heilige Geest………..”.Als we de vermanende stem van de Heilige Geest horen, moeten we direct onze zonden belijden, en nooit proberen deze toe te dekken.

Onderdrukken van het geweten

Veel christenen doen dit toedekken niet en hebben vaak twee manieren om hun geweten te onderdrukken.

  1. Door hun geweten te beargumenteren en hun handelen te rechtvaardigen. Deze methode gaat er vanuit dat alles wat verstandig lijkt ook de wil van God is. Het besluit door eigen kennis wat de wil van God is. Het geweten bepaalt echter wat van God is en niet ons verstand. Daarom moeten we niet uit het verstand leven, maar door de wil van God. Het verstand dient in de eerste plaats geleid te worden door de Heilige Geest. Verklaringen kunnen wel het verstand bevredigen, maar niet het geweten. Zolang de oorzaak van de veroordeling niet is weggenomen, blijft het geweten aanklagen, totdat het verhard of dichtgeschroeid wordt (1 Tim. 4:2) en men geen enkele echte vrijmoedigheid meer heeft tegenover God. Het leidt onder andere tot psychosomatische klachten.
  2. De tweede verkeerde methode is dat men andere dingen gaat doen om het geweten te ontlasten. Veel christenen willen de innerlijke stem niet meer horen en vluchten in andere dingen doen (waaronder goede, zgn. “geestelijke werken”). In plaats van de wil van God te doen, doen ze goed ogende dingen. Voor Christus heeft dit echter geen geestelijke waarde. God gaat het niet om onze offers, maar om onze gehoorzaamheid aan Zijn wil. Rust in ons geweten kunnen we zelf niet scheppen, maar krijgen dat we als we in de Geest wandelen, naar Hem luisteren en gehoorzamen. Zo moet onze innerlijke stem ons vaak leiden tot verootmoediging, waarin we door concrete schuldbelijdenis (1 Joh. 1:9) komen tot heiliging, reiniging en gehoorzaamheid. Dit bevordert de geestelijke groei. De toetssteen is dan ook in hoeverre we de zonde haten (niet stiekem koesteren) en hoe oprecht we de wil van de Heer willen doen. Als een kind van God trouw is in deze strijd tegen zijn eigen zonden, en trouw het geweten volgt, zullen ook in toenemende mate de onbewuste zonden bedekt worden. De Heilige Geest zal ons de vaardigheid geven steeds meer te begrijpen en te leren van de wet die in ons hart geschreven is door Christus (Hebr. 10:15 en17; Hebr. 8:10).

Een rein geweten

Een belangrijk geheim van een overwinnend christenleven is een zuiver, rein geweten. In Handelingen 23:1 zegt Paulus tegenover de Joodse Raad, dat hij met een rein geweten voor God gewandeld heeft(zie ook 2 Tim. 1:3). Dit is echter een zaak van oefening, waarin iedere christen zich dient te bekwamen (Hand. 24:16). Uiteindelijk is de lof of kritiek van mensen om ons heen altijd te bezien met een zekere scepsis. Zij zien vaak het hart niet aan. Een christen moet niet in de eerste plaats de getuigenis van anderen of van zichzelf als toetssteen hanteren voor een goed leven, maar het getuigenis van ons levend geweten, waarin God Zelf spreekt. Dat is onze enige maatstaf.: “Want dit is onze roem, het getuigenis van ons geweten, dat we in heiligheid en reinheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben” (2 Kor. 1:12). Hoewel Paulus best een indrukwekkende staat van dienst aangevoerd zou kunnen hebben, is hij er zich terdege van bewust, dat allee het feit dat er een hemelse Hogepriester is, die zijn zonden reinigt, een basis van leven is. Alle roem is uitgesloten.

Wandelen in heiligheid en genade Gods. Zo kan men ook pas de wil van de Heer verstaan in het leven.

Naast een eenmalige reiniging door het bad der wedergeboorte (Titus 3:5) tot behoud, is er een voortdurende reiniging nodig van ons geweten, die plaats vindt, als we de zonden die de Heilige Geest ons aangeeft door het geweten, beleden en gereinigd hebben. Wandelen in heiligheid en genade Gods. Zo kan men ook pas de wil van de Heer verstaan in het leven (Rom. 12:1en 2). Een belangrijk aspect wat bij het oefenen van het geweten voor God en mensen (dat hoort bij elkaar) in de Bijbel genoemd wordt, vinden we in 1 Petrus 3:13,17: “Heiligt de Christus in uw harten, als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze, en met een goed geweten, opdat bij al het kwaad dat men van u spreekt, zij, die u goede wandel in Christus smaden, beschaamd gemaakt worden. Want het is beter te leiden, indien de wil van God dit eist, goed doende dan kwaad doende”. Lijden omwille van de Here Jezus Christus is een genade in het Woord (Kol. 1:24 en 1 Petrus 2:19). Dit is geen vorm van ascese of het zelf zoeken van lijden, maar een lijden wat ontstaat, na het volgen van Gods stem in ons geweten. Bij een gereinigd geweten leren we steeds beter de stem en wil van God verstaan. Soms kan dit betekenen dat we een andere weg volgen dan omstanders, ja, zelfs broeders en zusters van ons verwachten. Het kan zelfs leiden tot gevangenschap, marteling en dood (Rom. 8:36). Toch geldt als absolute voorwaarde om in de rust van Christus te blijven: “Heden indien gij zijn stem hoort, verhardt uw hart(geweten) niet” (Hebr. 4:7b). Alleen een goed geweten voor God en mensen wekt een goed getuigenis. Laten we ons niet afschrikken (1 Petrus 3:15) door kwaadsprekerij en dreiging van de tegenpartij, ook al proberen mensen dit goede getuigenis te bestrijden. Het zal zeker niet lukken (vers 16b). Een goed gedrag kan een slecht geweten niet beïnvloeden, en kwaadsprekerij kan een goed geweten niet verstoren.

Geweten en kennis

Het goede geweten is niet te scheiden van een sterk geloof. Als het geweten beschadigd wordt, wordt tegelijkertijd het geloof beschadigd. “Het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof” (1Tim 1: 5). Het geweten is te zien als een orgaan van ons geloof! God haat de zonde, want Zijn heerlijkheid zetelt in Zijn oneindige heiligheid. Deze kan de zonde geen enkel ogenblik tolereren. Als een gelovige zich niet afscheidt van datgene wat zijn geweten als God-vijandig openbaart, zal hij de gemeenschap met God verliezen. Alle vermaningen in de Bijbel kunnen alleen als absoluut nodig omschreven worden. Geen enkele is gegeven om de begeerte van het vlees tegemoet te komen. Niemand kan door de Heilige Geest gebedsverhoringen en gemeenschap met de Heer ervaren, als hij zijn zonden en werken van het vlees niet aflegt. Hoe kunnen wij de aanwijzingen van God overdenken, als de stem van het geweten ons aanklaagt?

Een rein geweten betekent niet dat het geweten beter is als voorheen, of dat er veel slechte dingen zijn opgeruimd. Het betekent dat we met vertrouwen in de nabijheid van Christus mogen komen. Als we in de Geest blijven en de stem van ons geweten volgen, moeten we er rekening mee houden, dat het geweten door kennis begrensd is. Het geweten was immers het “orgaan” waarmee we het slechte van het goede onderscheidden. De kennis is bij iedere gelovige verschillend. Sommigen hebben veel, anderen minder kennis. Dit wordt vaak door onderwijs en omgevingsfactoren bepaald. Daarom kunnen we ons niet richten op de maatstaven van de ander. Een voor ons niet bekende zonde beïnvloedt de gemeenschap van een gelovige niet. Christenen die nog jong in het geloof zijn, denken vaak dat hun gebrek aan kennis (weten) hun gemeenschap met Christus beïnvloedt. Het is belangrijk te realiseren dat God niet alleen kennis van Zijn wil (hoe belangrijk dit ook is) van ons vraagt, maar vooral gehoorzaamheid ten opzichte van Zijn wil. Als dat gewaarborgd blijft, is er gemeenschap zelfs als er onbewuste zonden zijn. Deze onbewuste zonden zijn dan onder de bedekking van het bloed van Christus, maar onderken steeds het belang van het belijden van zelfs klein lijkende bewuste zonden! Een zonde kan lange tijd als onbewuste zonde bestaan en dan door de Heilige Geest bewust gemaakt worden. Hoewel het geweten van groot belang is, moeten we niet uit het oog verliezen, dat het niet de maatstaf van onze heiliging kan zijn, omdat het zo nauw met onze kennis(weten) verweven is. Christus zelf is onze enige maatstaf van onze heiliging, maar als het gaat om de gemeenschap met God, dan is de functie van het geweten belangrijk.

Een goed geweten

Een goed geweten betekent dus dat we een direct doel bereikt hebben, maar nog niet het uiteindelijke doel. Zo groeit de maatstaf van ons gedrag met toenemende Schriftkennis en geestelijke ervaringen. Alleen als we in de toenemende kennis, ook in een toenemende heiliging groeien, zal ons geweten ons niet aanklagen. Als we echter met ons geweten van vandaag ons gedrag van vroeger gaan meten zal ons geweten ons veroordelen, ook al hadden we in die vroegere situatie wél gemeenschap met God. Het geweten is dus een wederzijdse maatstaf van heiliging, en als we aan die maatstaf niet voldoen, zondigen we. De Heer wil ons zoveel zeggen, maar door geestelijke onrijpheid in ons geestelijk kennen, moet hij zolang wachten om ons dingen duidelijk te maken.

De Heer wil ons zoveel zeggen, maar door geestelijke onrijpheid in ons geestelijk kennen, moet hij zolang wachten om ons dingen duidelijk te maken.

Geweten en oordeel: God handelt met zijn kinderen afhankelijk van de situatie. Omdat er verschillende kennisniveaus zijn, kan iets wat voor veel christenen nauwelijks een zonde is, voor andere gelovigen een zware zonde zijn. Daarom moeten we elkaar niet oordelen (Luk. 6:36). Alleen de Vader is in staat ons juiste kennisniveau in te schatten. Hij verwacht geen volwassen mannelijke kracht bij zuigelingen! Christus zoekt niet ervaringen van “oude mannen” bij jongeren in het geloof. Hij wil gehoorzaamheid (in bestaande kennis). Als de Heilige God ons onze onbewuste zonden nog niet duidelijk heeft gemaakt, hoe kunnen we dan op grond van ons geweten nu, onze broeder veroordelen, die misschien op dat moment in zijn geweten een kennisniveau heeft, wat we zelf 5 jaar geleden hadden? Als we mensen werkelijk willen helpen, dan moeten we geen gedetailleerde gehoorzaamheidseisen stellen, maar hen steeds aanraden, de stem van hun geweten te volgen. Als ze hun wil aan God overgeven, zullen ze in dezelfde mate het licht van de Heilige Geest ontvangen, en die vervolgens gehoorzamen. Als een christen zijn wil overgeeft aan God, beantwoordt hij aan de wil en de verwachting van Christus op dat moment, zodat zijn geweten doorlicht wordt. We moeten niet in een kramp komen, en ons vermoeien met waarheden te doorgronden, die onze tegenwoordige geestelijke “capaciteit” verre te boven gaan. Als we vandaag naar Christus willen luisteren, heeft Hij een welgevallen aan ons. Natuurlijk moet het er ons niet van weerhouden de Waarheid te doorgronden, die de Heilige Geest ons wil openbaren.

Een zwak geweten

We hadden al eerder vastgesteld dat de maatstaf van onze heiliging Christus is en niet ons geweten. Het geweten is te zien als een criterium voor onze acute stand van heiliging. Als we naar ons geweten luisteren, hebben we bereikt wat nu te bereiken is. Daarom neemt ons geweten in onze dagelijkse wandel zo`n belangrijke plaats in. Als we de aanwijzingen van ons geweten niet volgen, klaagt het ons aan. Daaruit vloeit voort een verlies van vrede en een tijdelijke onderbreking van de gemeenschap met God. Dan blijft de vraag: Hoe volmaakt is ons geweten? We hebben al gezien dat ons geweten begrensd wordt door o.a. kennis. Daarom is het belangrijk ons te realiseren, dat er een groot onderscheid is tussen de maatstaf van ons geweten en de absolute maatstaf van de Heilige God. Hierbij moeten we twee dingen onderscheiden:

  1. Het geweten roert alleen datgene aan wat het kent. Dit is een deel van de volle werkelijkheid, en laat andere dingen (tijdelijk) liggen, die mogelijk ook niet binnen de wil van de Heer zijn. Christus en ook rijpere christenen weten hoe onvolkomen we zijn, en toch zetten we vaak onze oude weg voort door gebrek aan licht. Deze onvolkomenheid is echter draagbaar, omdat God daarom niet veroordeelt.
  2. De begrensde kennis van ons weten kan ons geweten brengen tot een veroordeling die door Christus niet veroordeeld wordt. Betekent dit dat we nu de leiding van de Heilige Geest niet meer kunnen vertrouwen? Zeker niet. Vele dingen die bij een juist geweten nog gedaan kunnen worden, worden bij anderen, die, die kennis nog niet hebben, als zondig ervaren. Dit is vaak een gevolg van de geestelijke onrijpheid van desbetreffende gelovige. Dit betekent nu niet dat er nu twee verschillende maatstaven zouden zijn voor christenen. Het laat alleen zien dat voor de beoordeling van goed en kwaad ook de situatie van iedere gelovige samenhangt met zijn of haar ontwikkeling.

Diagnostiek van het geweten

In de diagnostiek is het van belang te onderzoeken in hoeverre het geweten als graadmeter van het geestelijk leven gezond is. Het geweten kan verhard, gebrandmerkt, te zwak, of ‘weggerationaliseerd’ worden. Is er sprake van reële schuldgevoelens of valse en waarop zijn deze gebaseerd? Het gaat hier niet om juridische aspecten bij een gelovige, want Jezus is gestorven voor alle zonden van een gelovige “Zo is er dan géén veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn” (Rom. 8:1). Bij de schuldgevoelens gaat het veel meer om de reiniging met het waterbad van het Woord. Niet zoals in Tit. 3: 4-7 om het éénmalige waterbad van de wedergeboorte, maar om onze reiniging van onze voeten (Johannes 13) die we nodig hebben omdat we ons in onze dagelijkse levenswandel vaak verontreinigen. Als we onze zonden belijden (1 Joh. 1:9) dan is Hij getrouw om ons onze zonden te vergeven, niet opdat we dan in de hemel komen, want dat is door het volbrachte werk van Jezus bewerkstelligd, maar door die reiniging van het woord, ervaren en beleven we de nabijheid en gemeenschap van God weer en is hij niet ver weg achter ‘een koperen’ hemel.

Komt iemand tot de overtuiging dat iets goed of fout is door ‘de boom van kennis van goed en kwaad’ (eigen gedachten, opvoeding, trauma’s) of is deze beoordeling ontstaan door de werkelijke gemeenschap met God, de stem van de Heilige Geest en getoetst door het Woord van God. De valkuil van het geweten is moralisme en wettiscisme. De oplossing is de Bijbel en Gods stem door onze geest, het verbond waarmee Hij zich aan ons verbonden heeft en de belofte dat Hij Zijn wetten in ons hart legt(Hebr. 10:16). Gods Geest vervult de wet in ons. Natuurlijk willen we benadrukken dat dit getoetst moet worden aan de Bijbel, omdat de Heilige Geest niet in tegenspraak met zichzelf is. Kennis zonder overgave aan God (vernedering, onderwerping van onze geest ten opzichte van Gods Geest) is ‘dode’ kennis. Naast kennis is gebedsleven een belangrijk middel om Gods wil te kennen. Soms is het ook een zoektocht naar Gods wil in je leven. De duivel is een aanklager en wil vaak gelovigen (valse) schuldgevoelens aanpraten.

IJkpunten van het geweten

  • Gevormd door moralisme of wettische ? Geestelijke strijd? Door de ‘aanklager’ of door het ‘vlees’?
  • Gevormd door gebedsleven en welk soort gebed? Ingegeven door alleen opvoeding of cultuurgebonden?
  • Ingegeven door Gods Woord en welke Bijbelse uitspraak? Invloeden van trauma’s, ziekten (depressies) of het verleden?
  • Gehoorzaamheid aan Gods wil? Werking van het Kruis, onderscheid tussen het oude en het nieuwe leven?

Geestelijke diagnostiek ten aanzien van occultisme

Het vanuit een bijbels mensbeeld komen tot een juiste diagnostiek is in het algemeen een behoedzaam proces. Veel symptomen of klachten worden vaak of alleen lichamelijk of alleen psychisch of alleen geestelijk beoordeeld. In het bovengenoemde artikel heb ik vooral de lichamelijke, psychosociale en paranormale symptomen benoemd, nu richt ik me vooral tot de geestelijke functies. Van primair belang is niet het verlanglijstje van een confident met de vraag naar bevrijding van alle klachten en pijnen, of een bevrediging van alle behoeften. Maar wat zijn nu de bijbelse doelen?

  • Verzoening met God. “Door genade zijt gij behouden (totale mens), door het geloof, en dat niet uit uzelf, het is een gave van God” (Ef. 2: 8). Zie ook Rom. 5:1, Rom. 8:4. “En dit alles is uit God, die ons door Christus met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft”(2 Kor. 5:18). Dit is bijbels leven in tegenstelling tot de bijbelse dood. Het hoofddoel is niet de bevrijding van demonen (hoewel op zichzelf belangrijk), maar verzoening door genade met God door het leven van Jezus Christus.
  • Verandering in ons gehele wezen. Niet alleen afbouw van demonische klachten, maar verandering naar het beeld van Christus. “Daar we nu deze beloften bezitten, geliefden, laten we ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze van Christus”( 2 Kor. 7:1). Zie ook heiliging en veranderen in: 1 Joh. 3:3; 1 Thess. 5:23, 1 Thess. 4:3, Kol. 1:22. Er dient een de transformatie van het beeld van satan plaats te vinden naar beeld Christus (Ef. 4:17,18; Rom. 8:2).
  • Strijden om te leven. “Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede; derhalve broeders, zijn we schuldig, maar niet van het vlees om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven, maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven”( Rom. 8:6,12,13). Zie verder Fil. 2:1-5. Confidenten zijn vaak niet meer op strijd voorbereid en denken dat God alle verandering door een ’toverstokje’ doet.
  • Leven is verbonden met lijden. “Zijn we kinderen, dan zijn we ook erfgenamen, erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus, immers indien we delen in zijn lijden, is dat ook om te delen in zijn verheerlijking”( Rom. 8:17). Zie ook Fil. 3:10, 1 Petr. 4:1,13,16,17.

Er heerst in onze maatschappij een doods cultuur (denk eens aan prettige bijna-doodervaringen, euthanasie, abortus, heiligenverering). Veel christenen beseffen niet dat lijden een deel van het leven van Christus is. Men geeft de strijd gauw op. Christenen moeten ook kunnen leven met tekorten en zwakheden (Fil. 4:12-14; 3: 8).

De invloed van de duivel kan op alle aspecten van het menszijn doorwerken. Door gebondenheid en of inwoning van demonen kunnen er zo kentekenen zijn op geestelijk, psychisch en lichamelijk niveau. Tevens zijn er nog vaak para psychische verschijnselen, die zich manifesteren. Uiteraard is de komende opsomming een VERZAMELING SYMPTOMEN van occult belaste mensen. Het voorkomen van een of zelfs meerdere symptomen is niet altijd een sluitend bewijs voor demonie. De werkelijke toets zal uiteindelijk de confrontatie met Christus zijn (in de gelovige, bijv. de hulpverlener). In een ander artikel hopen we hierop nog terug te komen.

Mogelijke gevolgen op geestelijk gebied

  1. Heftige weerstand tegen Christus (Marc.1:24, 5:7; Matt. 8:29; Luk. 4:34, 8:28; Jes. 8:21)
  2. Weerstand tegen gemeenschap met christenen .(bijv. viering van het avondmaal)
  3. Weerstand tegenover de Heilige Geest (ongevoeligheid, afstomping, 2 Thess. 2)
  4. Geen weerstand tegenover de zonde (verschroeid geweten), innerlijk vloeken, godslasterlijke gedachten, spotzucht, geestelijke hoogmoed, wettiscisme, fanatisme, godsdienstwaanzin, verharding tegenover de oordelen van God.
  5. Moeite met gebed. Geen verlangen naar gebed, zich niet kunnen concentreren, slaapgeest onder bidden.
  6. Weerstand tegen geloof. Hardnekkig ongeloof, geloofsstoringen, woede tegenover anderen die zich bekeren, geen geloofsgroei,, geen vrede, geen blijdschap.. Onrust bij het lezen van ontmaskerende literatuur over het occultisme.
  7. Gebrek aan onderscheidingsvermogen t.o.v. geestelijke stromingen van deze tijd, geestelijke blindheid, openheid voor allerlei on-Bijbelse ideologieën, religies, dwaalleringen, mystiek, gnostiek en modernisme (Ex. 20:1-6;1 Kor. 10:20-22).
  8. Weerstand tegen gelovigen (bespotten, weglopen, uitschelden van gelovige hulpverleners).
  9. Soms komt er weerstand voor tegenover godsdienstige voorwerpen; \, bijv. kruis, Bijbel, gezangenboek, etc..
  10. Geen geloofsgroei.

In de diagnostiek om te bepalen of er occulte factoren aanwezig zijn is het vooral van belang om de teruggang in het geestelijk leven te diagnosticeren. Dit is diagnostisch het belangrijkste middel om de gevolgen van het in aanraking komen van het occulte te onderzoeken. Naast de lichamelijke en psychosociale gevolgen die deze contacten hebben zijn de gevolgen voor het geestelijk leven het belangrijkste. Helaas ervaren veel mensen dit nauwelijks, meestal omdat ze nauwelijks geestelijk leven hebben en de teruggang hierin ook niet bemerken. Het is dus van belang om ook te vragen naar geestelijke verandering in de loop der tijd, als het gaat om het gebedsleven, bijbellezen, kerkbezoek, geestelijk onderscheid enzovoort. Natuurlijk zal een diagnose ook ondersteund moeten worden op de mogelijke andere gevolgen op lichamelijk en psychosociaal gebied.

Voorwaarden voor geestelijke diagnostiek bij de hulpverlener

Naast alle mogelijke technieken en methodieken om geestelijke diagnostiek te plegen is het van het grootste belang ook aandacht te besteden aan de geestelijke gezondheid van de hulpverlener. Hoewel we proberen geestelijke diagnostiek enigszins meetbaar te maken, moet een hulpverlener zich realiseren dat hij of zij gedurende het hele proces van diagnostiek afhankelijk is van de leiding , de wijsheid en inzicht van de Heilige Geest. Deze zal in de complexe materie richting moeten geven in wat nu werkelijk belangrijk is. De hulpverlener kan dan niet op zijn routine afgaan, maar zal zich in de diagnostiek actief open moeten stellen voor de leiding van de Heilige Geest. Een gezond, geestelijk leven is daarbij een voorwaarde. De hulpverlener zal moeten bidden om fijngevoeligheid om te weten waarop het aan komt. Is het persoonlijk geestelijk leven van de hulpverlener minder dan zal dat ongetwijfeld grote invloed hebben in de mate waarop de Heilige Geest de belangrijkste dingen kan ‘aanraken’. Van groot belang is dat de hulpverlener niet boven maar naast de cliënt staat, in het besef dat hijzelf ook uit de genade van God leeft.

Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur / vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.

Help je mee?

Heb je een artikel gelezen en heeft het je geholpen? We zouden het waarderen als je een paar euro overmaakt, zodat de website online beschikbaar blijft.

Meer lezen?

Share This