Wat heb ik genoten van mijn oma! Als kleinkinderen hingen we vaak aan haar lippen. En als de hoofdpersoon in het uit haar duim gezogen verhaal op dramatische wijze zou sterven of al gestorven was, protesteerden wij verontwaardigd. Het verhaal mocht immers niet ophouden!
Ouderen hebben heel wat te vertellen, maar komen ze genoeg aan het woord? In onze maatschappij met leeftijdsdiscriminatie, impliceert oud zijn vaak niet meer relevant en interessant zijn, rijp om weggegooid te worden, onaantrekkelijk, sloom en gebrekkig. Tegenwoordig moet alles flitsend en turbo zijn. De jeĆŗgd is pas onwijs gaaf. Op het christelijke erf zijn er veel meer organisaties op de jeugd gericht (bv. JEUGD met een Opdracht, JONG en Vrij, TIENER Toekomst, st. KINDERevangelisatie, YOUTH for Christ, enz.), dan op ouderen (ik weet alleen van de Protestants Christelijke OUDEREN Bond).
Heeft alleen de jeugd dus de toekomst? Hebben ouderen niets meer te zeggen of heeft bijna niemand hen meer wat te zeggen? In het omgaan met ouderen blijkt jammer genoeg dat grijs niet automatisch ook betekent wijs. De jongste vriend van Job, die beleefd op zijn beurt wachtte, bleek meer wijsheid te bezitten dan zijn oudere vrienden. Hoe is het mogelijk dat de ene bejaarde dof, verbitterd en teleurgesteld is en uitgebluste idealen heeft, terwijl de andere grijsaard nog vurig en enthousiast is gebleven? Het ligt niet aan de omstandigheden. Dezelfde zon, die de klei doet harden, doet de was smelten. Dus nog belangrijker is van wat voor materiaal je bent gemaakt.
In tegenstelling tot de moderne maatschappij en Nederlandse cultuur, spreekt de Bijbel met veel meer respect voor de ouderen. God Zelf wordt in Dan.7:13 de āOude van dagenā genoemd. Hij is de Eeuwige, zonder begin en zonder eind, Die zelf de tijd schiep. Leiders in de gemeente dienen oudsten of ouderlingen te zijn. Hierbij wordt geen leeftijd genoemd, en het is bovendien onduidelijk of een natuurlijke of geestelijke leeftijd wordt bedoeld, maar zij zijn in elk geval ouder, wijzer en rijper dan de rest. De oudere mens verdient respect: āVoor het grijze haar zult gij opstaan en aan de oude zult gij eer bewijzenā¦ā Lev.19:32
āVoor het grijze haar zult gij opstaan en aan de oude zult gij eer bewijzenā¦ā
En wat heet oud? Voor Mozes begon het leven, zijn levensbediening, pas op zijn tachtigste en āzijn oog was niet verduisterd en zijn kracht was niet gewekenā toen hij op 120-jarige leeftijd stierf, lezen we in Deut.34:7 Een ander voorbeeld: Kaleb was nog een krachtige, vitale man, die op 85-jarige leeftijd alsnog een belofte kwam opeisen: het mogen innemen van een bergland inclusief reuzen en grote, versterkte steden! (Joz.14:11,12) Inderdaad, de gemiddelde leeftijd bij ons is nu lager dan van de mensen uit de eerste Bijbelboeken.
Later stelt Psalm 90:10 de leeftijd op 70 en indien wij sterk zijn op 80 jaren. In de huidige grijze golf zijn er velen zelfs 80+-ers, dankzij de prima verzorging. Gelukkig is voor een christen een bejaardentehuis niet slechts een wachtkamer voor de dood. Een gelovige bejaarde heeft een levensverwachting, zoals de oude Simeon en Anna, die respectievelijk de vertroosting van Israël verwachtte en de verlossing voor Jeruzalem (Luc.2:25, 38). Zij keken verder dan huisje, boompje, beestje. Zij geloofden in een machtig plan van de levende, eeuwige God. Zij droomden hun dromen, zoals Joël profeteerde, wat Petrus aanhaalde op de Pinksterdag. Zij geloofden dat er wèl iets is na de dood, in tegenstelling tot popzanger Toontje Lager, en hadden een heilige verwachting.
Gelukkig is voor een christen een bejaardentehuis niet slechts een wachtkamer voor de dood.
De oude Simeon loofde God, zegende en profeteerde, terwijl de hoogbejaarde weduwe (H)anna die maar heel kort van haar huwelijksleven kon genieten, maar ondanks dit niet verbitterd en uitgeteld was God onafgebroken diende in de tempel met vasten en bidden nacht en dag! Wouw, wat een geestelijke vitaliteit van deze oude mensen! We leven niet alleen voor het leven hierna, maar we leven vooral in het hiernĆŗmaals, wat door sommige wordt gekenmerkt door het woord ātranendalā. Geloof in de drieĆ«nige God helpt je uit het dal on doet je zeggen āDit is de dagā, vandaag lus.
Ps.92 is het antwoord op het jong en groen kunnen blijven in de ouderdom. De goddelozen worden daarin voorgesteld als het snel opschietende, maar ook weer snel verdorrende groene kruid. De rechtvaardige is als een langzaam groeiende palmboom of ceder. Om recht te groeien werd er wel een steen in de kruin van de palmboom gelegd, een groeiobstakel, die dus de groei uiteindelijk toch gunstig beĆÆnvloedt. In het tranendal is in elk geval water, een levensbehoefte! Wij mogen een boom zijn aan waterstromen, met groen loof en op tijd vrucht geven, zegt de eerste psalm. Hoe? Als de wet van de Here als het ware in ons hart geschreven is en we deze voortdurend overpeinzen, als we figuurlijk natuurlijk geplant zijn in het huis van de HERE, in de voorhoven van onze hemelse Vader. Als wij bij Hem als het ware kind aan huis zijn, Hem in onze dagelijks wandel betrekken, dan deert ons de ouderdom niet.
De wijze Prediker prijst het jong-zijn in hoofdstuk 11 en 12 van zijn boek, maar waarschuwt dat ook dit ijdelheid is. De gezegende ouderdom komt (hopelijk), maar daarmee vervalt je lichamelijke schoonheid, alle antirimpelcrĆØmes ten spijt. Paulus bemoedigt ons met de woorden āal vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd.ā (2.Kor.4:16) Schitterend als je in de jeugd al de Heer hebt mogen leren kennen, en dat je Godskennis steeds toeneemt. Heerlijk om (figuurlijk dus) āgeplant te zijn in het huis des HERENā, te wortelen in zijn Woord, de bron waar altijd water is. Het kan dan niet anders dat we dan geestelijk groen zullen zijn, vrucht zullen dragen, en zullen getuigen en verkondigen dat, wat er over God geschreven staat WAAR is. Een heerlijker fris leven kan ik mij niet voorstellen!
Gedicht Oud worden, jong blijven
Ze zeggen, dat ik ouder word,
ik hoor het keer op keer.
Maar, tāis niet waar, ik word niet oud
al zegt men āt telkens weer.
Dat aardse huis, dat woning biedt
wordt oud, dƔt is het, wat men in mij ziet.
Wat deert het dat ik grijzer word?
Is grijsheid dan geen kroon?
Wat deert het dat ik slecht kan zien,
als ik Jezus zie, Gods Zoon?
Die eens Zijn leven voor mij gaf
en droeg mijn welverdiende straf.
Wat deert het dat de tand des tijds
mij rimpels groef in āt hoofd?
Een ander huis, door God gemaakt,
is mij door Hem beloofd.
Wat nood al struikelt soms mijn voet
en spreekt mijn tong niet meer zo goed?
Als ik maar lopen kan op āt smalle pad,
en spreken kan van dā eeuwāge stad.
Al is āt gehoor niet meer zo fijn,
zo scherp als āt was weleer
āk versta toch āt zachte fluistāren wel
van Jezus, mijne Heer.
Dit lichaam doet al wat het kan,
ik rek dit leven met geen span.
Ik zal sterven en tot stof vergaan,
dat is de wet van āt aards bestaan.
Doch innerlijk, naar āt Woord ons leert,
wordt jeugd vernieuwd en kracht vermeerd.
Hoe is āt dan mooglik dat ouder worden schaadt?!
Weldra komt de tijd dat de ziel zich ontdoet
van āt aardse omhulsel, van vlees en bloed.
Het gebrekkige lichaam laat ik achter en ga
tot Hem, Die beloofd heeft de kroon van gena.
Dan wordt het gezien in de straten van goud,
van de eeuwige jeugd blijft, ook al wordt men oud,
Dichter(es) onbekend en illustrator cartoon onbekend.